(Afd. VBI, de heer R.O. van Ravenswaay, postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer). Jaarlijks worden speciaal voor deze cursus ongeveer 80 beurzen verstrekt. De deelname kost f850, -; daarmee wordt betaald onderdak, voeding en het gehele programma, lessen, lezingen, excursies en culturele avonden.
De lessen worden gegeven door twaalf docenten, die ervaring hebben op het gebied van het onderwijs Nederlands aan buitenlanders. Zij begeleiden ieder één van de twaalf groepen waarin de studenten zijn bijeengebracht naar hun graad van gevorderdheid. Die wordt zo goed mogelijk vastgesteld op de dag van aankomst door middel van een toets. Die aankomst ligt in 1988 op 18 juli. De cursus bestrijkt elk jaar ongeveer de twee laatste weken van juli en de eerste van augustus. De cursus is bedoeld voor studenten die al een redelijke kennis van het Nederlands hebben. De voertaal bij lessen en lezingen is het Nederlands, en ook om het zoutvaatje aan tafel of het drankje in de bar zal in het Nederlands moeten worden gevraagd. Maar, wie nog maar een elementaire taalkennis heeft, krijgt taallessen op eenvoudiger niveau dan de vergevorderde in een van de topgroepen. Van die vergevorderden zijn er veel meer dan de onwetende buitenwacht vermoedt. Bezoekende journalisten (zeldzaam) staan steevast perplex, en terecht. Het lesrooster behelst een slim systeem van keuze-uren dat het de cursist mogelijk maakt om lessen naar voorkeur te volgen: uitbreiding van de woordenschat, grammatica, literatuur, poëzie-analyse, cultuurgeschiedenis, dat soort dingen.
De ochtenduren zijn voor de taallessen. De middaguren voor de lezingen. Vorig jaar waren de onderwerpen: ‘Geestelijke stromingen in Nederland’, ‘Het Nederlandse omroepbestel’, ‘Politiek in Nederland’, ‘Moderne Nederlandse letterkunde’, ‘De actualiteit van de Tweede Wereldoorlog in de Vlaamse letterkunde’, ‘De pers in Nederland’, ‘Architectuur in Nederland’, ‘Filmdocumentaires in Nederland’. Speciaal voor de minder gevorderden worden de lezingen voorbereid door ‘mini-lezingen’: docenten behandelen tevoren te verwachten taalmoeilijkheden. De excursies gaan naar Amsterdam, Utrecht, Delft, Enkhuizen, Muiderslot, museum Kröller-Müller. Op een zondag staan er fietsen klaar voor een tochtje. 's Avonds is er soms uitvoering van muziek of toneel in het kasteel, of er worden filmdocumentaires vertoond. Altijd kan men videobanden gaan bekijken van Nederlandse speelfilms, of een spelletje gaan tafeltennissen. Ook voor andere sporten, zoals tennis, is er accomodatie. Door het volksdansen op een van de eerste dagen, door de disco-avonden in de week-ends, het bezoek bij gastheren van de Orde van den Prince, het gelegde biljartje in de bar, de darts, het spelletje mens-erger-je-niet, het gezamenlijk gemaakte huiswerk ontstaat er een vaak feestelijk groepsgebeuren waarin internationale vriendschap kan ontstaan en bloeien, alles rondom de neerlandistiek. Als de deelnemers na afloop van de cursus naar huis gaan met goede herinneringen, vergrote kennis van taal, land en volk, zijn de organisatoren voor een belangrijk deel in hun opzet geslaagd, maar echt voor honderd procent zijn ze geslaagd wanneer van het gehele gebeuren een prikkel is uitgegaan om de studie van de neerlandistiek voort te zetten en te verdiepen. Het lukt, zeker in bepaalde gevallen. Dat bewijst een soort vervolgcursus van twee weken in september,
het Seminarium voor Nederlandse Taal en Cultuur in Amsterdam, waar jaarlijks twintig eminente buitenlandse neerlandici komen, die dikwijls zelf al docent Nederlands zijn.
Aart van Zoest