zijn houding ten opzichte van joden en jodendom, C. Free zijn Zegesang 1629, een huldedicht waarvan Free ook de kritische geest blootlegt, en Lia van Gemert behandelt de functie van de reien bij Vondel en Antonides. B. Hollenbenders-Schmitter beschrijft het leven van de familie Vondel in Keulen (1582-1595), Martien de jong de houding van Willem Bilderdijk tegenover Vondels toneel. De Engelse Peter King heeft het over Vondel en de emblematiek, de Noorse Vondel-kenner Langvik-Johannessen over Zungchin, een drama van de angst, en A. Ouwerkerk over de rol van de katholieken Alberdingk Thijm en Reichensperger bij Vondels herwaardering in de vorige eeuw. De Afrikaner S.J. Pretorius, die in 1972 al een boek publiceerde over Joannes de Boetgezant, omschrijft dit epos nu als allegorisch werk. De Keulenaar H.-J. Raupp publiceert aanmerkingen bij Vorstelijke warande der dieren, en M.A. Schenkeveld-van der Dussen bij de door Vondel uitgelokte polemiek over de brand van Aken (1656). Walter Thys stelt zijn bijdrage zelf voor als ‘een aansporing aan andere, meer bevoegde vorsers, tot verder uitdiepen’ van het thema Vondel en Frankrijk. En Herman Vekeman sluit de rij met een pittig stuk over ‘Der Rhein in der niederländischen Literatur des 19. Jahrhunderts’.
Toch wel een indrukwekkende lijst titels en auteurs.
Met heel wat vertraging bereikte ons Von Schwarz zu Weisz, een speciale aflevering van Marbacher Magazin (31/1984), gepubliceerd naar aanleiding van een Masereeltentoonstelling, van oktober 1984 tot februari 1985, in het Schiller Nationalmuseum te Marbach am Neckar. Bijgevoegd zijn een lijst van de toen tentoongestelde stukken en vier houtsneden van Masereel (uit een serie van negen) bij Die Mutter van Leonhard Frank (Max Rascher, Zürich - 1919).
Het tijdschrift zelf bevat twee afdelingen: ten eerste fragmenten uit de briefwisseling die Frans Masereel van 1922 tot 1969 voerde met Thea Sternheim, met wie hij al die tijd bevriend bleef, en vervolgens een veertigtal bladzijden met teksten van Duitse schrijvers over de bekende Vlaming. De twee delen zijn netjes van elkaar gescheiden door ander werk van de voorgestelde kunstenaar.
Huguette Herrmann zorgde voor de vertalingen van Masereels Frans in het Duits. Gertrud Fiege stelde het nummer samen en leidde de twee delen voortreffelijk in, al zou Boulogne-sur-Mer volgens haar in Bretagne liggen.
De lezer krijgt uiteraard geen volledig beeld van Frans Masereel, maar het is boeiend aan de hand van zijn brieven zijn levensweg te volgen voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.
Eveneens in verband met Duitsland kan ik nog wijzen op een boekje van Daniël de Vin: Geschichtliche Aspekte deutscher Rezeption der neueren niederländischen Literatur (uitg. Ufsal Brussel, Vrijheidslaan 17, B-1080 Brussel - D/1987/3112/14).
Dit werk op blauw papier, wat de leesbaarheid zeker niet bevordert, is in zekere zin een aanvulling op een brochure van Murk Salverda, gepubliceerd naar aanleiding van een reizende tentoonstelling over Nederlandse literatuur in Duitse vertaling. Voor een korte bespreking van Salverda's werk verwijs ik naar Ons Erfdeel 1986/5, p. 785.
De Vin is zeer deskundig wat betreft deze materie en belangstellenden zullen zeker bekend zijn met zijn bijdragen over het onderwerp, die onder meer in dit blad verschenen. In dit korte bestek heeft hij zijn stof ingedeeld in drie hoofdstukken: Multatuli in Duitsland, Honderd jaar Vlaanderen in Duitsland (1845-1945), en Vlaams-Nederlandse toenadering. Dit laatste is een wat minder gelukkige titel, vind ik, want tenslotte gaat het hoofdstuk over het onthaal van Nederlandstalig letterkundig werk sedert het eind van de Tweede Wereldoorlog.
Een soortgelijk boekje heeft Antal Sivirsky laten verschijnen, maar - uiteraard - over Vijf eeuwen Hongaars-Nederlandse culturele betrekkingen (uitg. Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassadeur Internationale Culturele Samenwerking, Den Haag-1987). Het is, om met de eigen woorden van de auteur te spreken, een opus parvum, zonder bronvermeldingen en, helaas, ook zonder kaarten.
Met zevenmijlslaarzen aan loodst Sivirsky zijn lezers door die vijf eeuwen, vanaf de middeleeuwse monniken, via de zeer intense contacten van de humanisten, tot en met het culturele akkoord van Nederland en Hongarije, ondertekend in 1968.
Ondanks de kleine lettertjes en de vaak tuchteloze interpunctie, heb ik zijn relaas uiterst geboeid zitten lezen, niet het minst vanwege de pittige verteltrant en de vele goed geformuleerde typeringen. Wat mij betreft mag deze brochure gerust worden uitgewerkt tot een opus magnum.
Poolse vertalers hebben in gesloten gelederen een dubbelslag verwezenlijkt, die bijzonder mag worden genoemd: een speciaal