Twee zussen - de ene bemoederend, de andere sluw en egoïstisch - ontvangen hun uit het krankzinnigengesticht teruggekeerde broer die de typische Bernhardt-figuur in dit stuk is: zwartgallig, zeurderig en egoïstisch. De ‘thuiskomst’ drijft evenwel de spanning tussen de twee vrouwen hoog op. Zoals in Dodendans lijkt een verterende haat deze mensen aan elkaar te doen klitten. De acteurs - Rosemarie Bergmans, Ilse Uitterlinden en Leslie de Gruyter - speelden op een uiterst intense wijze.
Het valt op dat elk van deze stukken gekenmerkt wordt door een intimistische sfeer. Telkens gaat het om de menselijke relaties die een verstikkend effect hebben. Misschien is dit gedeeltelijk toeval, maar het heeft beslist ook te maken met De Spieghelaeres opvatting dat men in het hedendaagse theater dringend de acteur zelf moet herwaarderen. Dit soort intimistische stukken vraagt van de acteur een directe emotionaliteit en biedt de regisseur geen enkele kans om te tricheren. Hij kan alleen op de verbeelding en de concentratie van de spelers wedden om een volstrekte authenticiteit te bereiken.
Robrecht De Spieghelaere heeft geen eigen gezelschap maar hij gelooft er vast in dat de functie van kleinere instellingen, zoals de Korre, er in kan bestaan de juiste ‘constellaties’ te creëren. Rond een bepaald stuk of project worden de gepaste mensen samengebracht en op die manier ontstaat er al doende een circuit van op elkaar ingestelde artiesten.
In maart jl. ging de jongste produktie van de Korrekelder in première: Depressie, een vroeg werk van Lars Norén, opnieuw geregisseerd door Karst Woudstra. Met dit stuk zorgt het Brugse theater zelfs voor een wereldcreatie. Depressie is een minder pregnant stuk dan b.v. De moed om te doden, maar ook hier gaat het om complexe menselijke relaties. Men heeft Noréns stukken reeds gekarakteriseerd als separatiedrama's. Zij beschrijven een persoonlijk bevrijdingsproces dat het duidelijkst is in de kindoudersrelatie. In Depressie lijkt dit thema minder prominent aanwezig te zijn, omdat de scheiding zich voordoet tussen twee homoseksuele vrienden. Joseph en David zijn twee clochards die zich op een ‘terrain vague’ van een grote stad genesteld hebben. Aanvankelijk is Joseph het actieve, dominerende type dat zijn vriend zelfs uitdaagt door over een ander relatie te praten. Geleidelijk echter bewerkt David zijn zelfstandigheid. Dat gebeurt vooral door zijn zorg voor een halfnaakte, imbeciele jongen die zich eveneens in hun ‘schuilplaats’ ophoudt en zich figuurlijk maar ook letterlijk aan David vastklampt. Wellicht om zichzelf en zijn relatie met David veilig te stellen steekt Joseph de gehandicapte neer.
Naast deze rudimentaire driehoeksrelatie is er ook nog de Pinteraarse indringer. Een bijzonder nette heer vertegenwoordigt de buitenwereld; hij wil de clochards niet alleen verdrijven maar bedreigt hen ook fysiek. Dit keurig heerschap blijkt overigens meer frustraties te hebben dan de twee ‘marginalen’.
Marc Cnops ontwierp een passend decor voor dit stuk: een Tvormig smal podium waaromheen de toeschouwers plaatsnemen. Dit kleine, naakte plateau isoleert de personages, temeer daar het opgesteld is in het midden van de grote zaal van De Biekorf. Alleen de keurige buitenstaander betreedt dit eiland via een bruggetje.
Het is betekenisvol dat de spelers liggen te slapen als de toeschouwers binnenkomen. De personages ontwaken of worden a.h.w. geboren om een aanvang te maken met het bevrijdingsproces van hun ‘ik’. De voorstelling begint ‘vanuit het niets, de inwendige leegte, de angst en de onzekerheid van wat er te gebeuren staat’ (programmabrochure). Men ziet hoe Noréns drama inderdaad aanstuurt op wat wezenlijk is in de menselijke relaties. Ik denk echter dat enig snoeiwerk in de tekst de invloed