Roger Vansevenant, ‘The party goes on’, 1987.
Wie eerlijk wil zijn tegenover zichzelf voelt zich dikwijls in wankel evenwicht, een danser op het slappe koord. Rijzen er in het leven niet veel meer vragen dan er antwoorden zijn? Waarden die jarenlang de hoeksteen hebben gevormd van de samenleving zijn aan het wankelen gebracht en voor sommigen zelfs voorgoed verdwenen. Vandaar de onzekere, zoekende, eenzame mens die vaak in het werk opdaagt. Een moralist dus? Neen, gewoon een schilder.
Gustav Mahler heeft in de vocale gedeelten van zijn derde symfonie de titels van de liederen weggelaten omdat de toehoorder ze had kunnen beschouwen als misleidende verwijzingen naar de realiteit. De houding van Roger Vansevenant doet enigszins aan Mahlers ingreep denken. Niet in die zin dat de schilder opzettelijk titels weglaat of verzwijgt; integendeel, hij bedenkt titels die enigszins bedwelmen. Maar omdat het werk de concrete realiteit tegelijk insluit én verwerpt.
Nooit heeft hij zo hermetisch geschilderd dat de toeschouwer de vingerwijzingen naar bijvoorbeeld het stilleven, het landschap of de menselijke figuur niet zou hebben herkend. Maar deze wenken verschijnen én verdwijnen. Zij hebben blijkbaar de fantasie van de schilder een tijdlang geactiveerd, maar zij dienden slechts als een voorlopig voorwendsel. De verbeelding heeft er zich onmiddellijk meester van gemaakt om er haar eigen wegen mee in te slaan.
Marcel Proust heeft in Du côté de chez Swann onder woorden gebracht hoe het nog ongerept psychologisch vermogen van het kind gevoed wordt door associaties. Het geheugen noteert los van elkaar een groot aantal indrukken, die de onbevangen geest later in totaal andere omstandigheden en in een nieuw verband terugroept. Een oogopslag, een geluid, de waarneming van een vorm of zelfs maar van een geur zijn voldoende om een gloednieuw beeld op te roepen. Wij staan hier zeer dicht bij het domein van de droom.
Natuurlijk komt men dan in de verleiding daarvoor verklaringen te zoeken in voorbije gebeurtenissen die men nu als beeldend artiest te verwerken krijgt. De ontstellende berichten over nucleaire dreiging b.v. die deze buitengewoon gevoelige man jaren geleden overvielen, wolkten naderhand vanuit zijn waakzame verbeelding in zijn werk omhoog. Wij brengen ook, met schroom, de schilderijen in herinnering die ontstonden rond het sterven van zijn vrouw: ‘Ik voelde sinds enige tijd dat een onheil mij bedreigde, doch pas nà het fatale gebeuren gaf ik me rekenschap van het feit dat mijn schilderijen zo voorspellend waren geweest’. Gwij Mandelinck heeft deze aangrijpende ervaring vergeleken
Roger Vansevenant, ‘Aan de rand een zilveren spiegel’, 1987.
met een wervelwind binnenskamers. Hij wijst echter ook op de afstandelijkheid waarmee de kunstenaar de artistieke verwerking van het gebeuren buiten de pathos-sfeer heeft gehouden: ‘De licht geabstraheerde figuren zijn blijkbaar op zoek naar verborgen realia om toch nog een stuk houvast te vinden’.
Al verschaffen zulke omstandigheden biografische motieven, - en iedereen weet hoe deze bij het benaderen van kunst kunnen misleiden, - toch houden zij geen afdoende verklaring in voor de artistieke genese van het werk. Alles wat de kunstenaar weet over de innerlijke beelden van zijn leven, zowel als zijn uitgebreide technische vaardigheid om die te verwezenlijken, staan tot zijn beschikking. Maar vanwaar de vormen komen en hoe de kleuren bepaald worden, en op welke manier alles groeit en gebeurt en voltooid kan worden, is waarschijnlijk ook voor Roger Vansevenant zelf ten dele een raadsel. Het plastische verhaal van zijn innerlijke wereld, of beter, de vele plastische verhalen die zijn rusteloze verbeelding bedenkt, komen gewoonlijk in korte tijd tot stand. Soms zijn een paar uur voldoende, met een etmaal later enkele retouches die dan soms het beeld nog een andere richting doen nemen. De nerveuze naald van deze menselijke seismograaf is blijkbaar dadelijk in staat te reageren op de in wezen onmeet-