Ons Erfdeel. Jaargang 31
(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 397]
| |
Assepoes en oogappel
| |
[pagina 398]
| |
te zijn, had zich reeds in 1966 gehaast om een (kort) historisch overzicht te schrijven van ‘de nieuwe beweging die zich geconcentreerd heeft rond Bok - de meer levensbeschouwelijke richting, en Diagram - het meer literaire pendant’.Ga naar eindnoot(4) Zijn historisch overzicht zoals hij zijn ruwe schets noemde, bleek toen noodzakelijk om de unieke positie van de gestencilde belhamel te consolideren en te beschermen tegen literairhistorische ketterij en apocriefe academische geschriften. ‘Indien het nu niet gedaan wordt, dan kan men voorzien dat het over een vijftal jaar door één of andere doktorerende universitair wordt bekokstoofd, en wie weet wat er dan allemaal uit de bus komt’.Ga naar eindnoot(4) De profetische waarde van deze bezorgde uitspraak kan alvast worden betwist: we zijn liefst 25 jaar verder, en nog steeds is er geen echte literaire geschiedschrijving van dit zilveren jubileum, en is de geïnteresseerde lezer aangewezen op verspreide publikaties die overwegend uit de periode van de feiten dateren. In dat opzicht kan het verwondering wekken dat niemand van de Nieuwe Bokkers de behoefte heeft gevoeld de toch boeiende geschiedenis van de wording van Bok nog eens op te frissen voor wie het niet méér of nog niét weet. En dus maar iets bekokstoofd. In juni 1963 begint Bok te verschijnen, het kritische tweemanstijdschrift van weverbergh en Herman Cluytens, die op dat ogenblik collega's zijn op het Koninklijk Atheneum te Denderleeuw, een weinig opvallende gemeente niet ver van Aalst. Deze verwijzing is slechts relevant voorzover Bok daar een voorloper heeft in de vorm van een schoolblad dat de (achteraf) symbolische naam Start draagt, en waarvan vijf nummers verschijnen tussen oktober 1962 en september-oktober 1963. Oorspronkelijk is iedere literaire of literair-kritische bedoeling vreemd aan dit blaadje: de eerste twee nummers staan bijvoorbeeld grotendeels in het teken van een A.B.N.-actie. Creatief werk wordt er wel in opgenomen, maar start behoudt ‘de essentiële waarde van een blad in functie van een A.B.N.-kern’.Ga naar eindnoot(5) Toch wordt later, wanneer Bok zijn beruchte zuiveringsactie begint, zonder aarzelen het verband gelegd met het schoolkrantje, dat weliswaar een ‘transformatie’ heeft ondergaan, maar niettemin het eigenlijke debuut van de Vlaamse gestencilde revolutie blijft’.Ga naar eindnoot(6) Ook Herwig Leus beweert in zijn bovengenoemd overzicht ‘dat START inderdaad de voorloper is geweest van de Bok-geest’Ga naar eindnoot(7) en dat het ‘alleen al hieraan te merken (is) dat een aantal artikelen uit BOK 1 reeds in START 3 en 4 waren verschenen’.Ga naar eindnoot(7) Niemand die van het bestaan van Start op de hoogte is, zal een zekere verwantschap met Bok ontkennen, maar aanvankelijk laat niets vermoeden dat het blad nog geen jaar later in zijn gewijzigde vorm de Vlaamse letterkunde op stelten zal zetten. Het blaadje begint een typische carrière. De voorzitter van de Denderleeuwse A.B.N.-afdeling spreekt uit naam van het bestuur zijn dank uit aan enkele mensen die met raad en daad terzijde hebben gestaan bij de technische verwezenlijking. Start is in dat stadium immers het werk van leerlingen. ‘Mijnheer Weverbergh’ wordt er naast de studieprefect en een drietal leraren, onder wie de man die later ongewild voor het zogeheten ‘janisme’Ga naar eindnoot(8) model zal staan, in dat verband vermeld. Ook bij de voorbereiding van het tweede nummer heeft de leraar Frans voor het praktische werk gezorgd. Van enige creatieve of kritische medewerking van zijn kant is echter nog geen sprake, althans niet onder zijn echte naam, want ‘De Heer Weverbergh’ heeft wel anoniem meegewerkt aan ‘een cantate voor stem en geluid’ die onder de titel Dit is het geluid van nu in Start 2 verschijnt.Ga naar eindnoot(9) Wie voorlopig het sterkst naar voren treedt, is Hugo Ruysseveldt, een retoricastudent die o.m. voor een felle polemiek met het lerarenkorps zorgt en mede daarom door Julien Weverbergh als een potentieel medewerker | |
[pagina 399]
| |
J. Weverbergh met klas aan het Kon. Atheneum te Denderleeuw (mei 1960).
voor een degelijk tijdschrift wordt beschouwd. En dat gebeurt: wanneer in maart 1963 Start 3 verschijnt, nemen beiden de redactie waar. Naast de gewijzigde formule - ook de leraren mogen nu meewerken - valt vooral de omvang van dit nummer op. Met de kwantiteit is evenwel ook de kwaliteit toegenomen, en dat is het gevolg van Weverberghs aspiraties die in de beginselverklaring onomwonden worden verwoord: ‘START kan geen traditioneel schoolblad zijn. Wij grijpen verder; willen bewust pogen uit de middelmaat te ontsnappen. Dit is geen hoogmoed, maar een eerlijk streven’.Ga naar eindnoot(10) Die bewering houdt meer in dan het in dergelijke bladen zo vaak geformuleerde verlangen iets nieuws te brengen. Door het levensbeschouwelijke element in het tijdschrift te projecteren, maken de redacteuren het los van de gewone bedoeling, met name vermaak en kritiek binnen de grenzen van de schoolgemeenschap. ‘START wil zijn een bewijs, dat dokteren aan persoonsvorming resultaten oplevert. Wij zijn namelijk overtuigd, dat in ieder mens de mogelijkheid sluimert om te “scheppen”. Het opwekken van die latente scheppingsdrift noemen wij: persoonlijkheid vormen’.Ga naar eindnoot(10) De hier geïanteerde begrippen worden echter wel in een bepaalde context geïnterpreteerd. ‘Het resultaat van dit reveil kan verschillend zijn; START wil opvangen: de literaire resultaten. Het is nu eenmaal zo, dat er mensen zijn die gedichten of verhalen schrijven; dat andere mensen op die kreaties reageren; dat er weer andere mensen zijn die in dit alles hartstochtelijk veel belang stellen. Start bestaat voor dit soort mensen, van wie de persoonlijkheid met deze tak van de menselijke geestelijke bedrijvigheid het best gediend is’Ga naar eindnoot(10). Het gevolg van deze hartstocht is Start 3. Nadat de redacteuren hun bedoelingen uitvoerig hebben toegelicht, stellen zij het ‘nieuwe’ tijdschrift voor. Zo plannen zij een rubriek ‘18 karaats’, waarvoor in aanmerking komen ‘auteurs die in officiële programma's nauwelijks of niet aan bod komen, of die, indien zij wel in de officiële letterkunde een plaatsje veroverd hebben, meestal een ander gezicht hebben dan dat wat in de klas voorgeschoteld wordt’.Ga naar eindnoot(10) Zo zal aandacht worden besteed aan figuren als ‘Swift, Chamfort, Montaigne, Tolstoi, Martialis, Stendhal, Alain, Ter Braak, Nietzsche, Multatuli, Schopenhauer...’.Ga naar eindnoot(10) Weverbergh heeft deze lijst samengesteld en zijn keuze is niet toevallig: hij wil de traditionele visie op de bewuste auteurs aan de kaak stellen en de schoolse, voorgekauwde benadering van de literatuur hekelen. Start zou echter niet lang genoeg bestaan om al die projecten te verwezenlijken en de rubriek bleef beperkt tot een stukje over Loekianos.Ga naar eindnoot(11) Start bevatte op dat ogenblik wel de kiemen van de latere Bok-actie, waarin de aanval op een stereotiepe wijze van literatuurbeschouwing definitief gestalte zou krijgen. De verwachtingen gaan echter vooral uit naar de rubriek ‘Van man tot man’, waarin de redacteuren blijkens hun woord vooraf ‘betogend proza zullen afdrukken’ in de hoop dat dit zal bijdragen tot de vorming van de persoonlijkheid. Er wordt inderdaad heel wat betoogd, hoewel vooral over schoolse aangelegenheden. | |
[pagina 400]
| |
Uit ‘Start’ 3 (maart 1963), fragment uit ‘Een dag als een ander’ dat weverbergh onder zijn pseudoniem Enkidu liet afdrukken.
| |
[pagina 401]
| |
Toch is de sfeer er duidelijk een van contestatie avant la lettre: hoog oplaaiende discussies tussen leerlingen en leraren en grondige meningsverschillen in de schoot van het lerarenkorps zelf brengen leven in de brouwerij en het behoeft geen betoog dat de impulsieve figuur van Julien Weverbergh het mikpunt van flink wat kritiek vormt. Positief is wel het feit dat die sfeer de kritische geest aanwakkert, wat dan weer de kwaliteit van het tijdschrift ten goede komt. Dat blijkt vooral uit de laatste innovatie, de rubriek ‘Kriskras’, waarin reacties op literaire gebeurtenissen en boekbesprekingen worden opgenomen. Weverbergh publiceert in Start 3 beschouwingen over Leopold Flam, Simon Vestdijk, het tijdschrift Nul, Louis Paul Boon, de protestacties van de Noordnederlandse auteurs voor rijkssubsidies, Hugo Claus, science-fiction, Hubert Lampo en de briefwisseling Ter Braak-Du Perron. In het vierde nummer tenslotte verschijnen de ‘Kanttekeningen bij een week paaslectuur’Ga naar eindnoot(12), die de neerslag bevatten van een zevental dagen intensieve lectuur volgens het principe ‘iedere dag een boek’. Weverbergh ontleedt er Willy Roggemans roman Het goudvisje, René Gysens verhalenbundel Een mond zonder alibi, de brieven van (G.K. van het) Reve en Clem Schouwenaars' Dokter Simon Falbeck. De laatste dagen van de paasweek waren voorbehouden aan de lectuur van Johan Daisnes Baratzeartea, maar die bespreking verscheen niet in Start. Weverbergh wilde deze elders publiceren en dacht daarbij uitdrukkelijk aan Gard Sivik, waaraan hij overigens reeds had meegewerkt.Ga naar eindnoot(13) Wellicht daarom was dit tijdschrift op dat ogenblik eigenlijk het toevluchtsoord voor (nog) niet geplaatste artikelen, immers, ook het polemische stuk over het begrip stijl getoetst aan de opvattingen van René Gysen, H.J.U. d'Oliveira en Paul de Wispelaere liep een publikatie in Gard Sivik mis. Uiteindelijk verschenen beide in Bok 1.Ga naar eindnoot(14) De reden waarom telkens Gard Sivik wordt uitgekozen ligt voor de hand: weverbergh voert in die tijd een drukke correspondentie met René Gysen die er een van de redacteuren van is, en die overigens een niet te onderschatten rol speelt bij de twee projecten die weverbergh in 1963 wil realiseren, maar die elkaar zullen overlappen: de uitbouw van Start en het ontstaan van Bok. Uit de uitvoerige briefwisseling, waaruit een beknopte selectie werd gepubliceerd in het Kommaboek Over René GysenGa naar eindnoot(15), blijkt heel goed hoe enthousiast Gysen is over de kritische bijdragen in Start 3, dat volgens hem alleen al daardoor zijn status van schoolblad ver overtreft. Ongeveer gelijktijdig spelen beide correspondenten dan ook met het idee Start los te koppelen van de school en er een onafhankelijk kritisch-polemisch tijdschrift van te maken.Ga naar eindnoot(16) Overigens is de sfeer op school dermate hectisch geworden, dat ook andere overwegingen hierbij een rol spelen. Argumenten als ‘de reputatie van de school’ of ‘de integriteit van het rijksonderwijs’ zijn niet van de lucht, en ook in de privésfeer rommelt het. Start wordt daarvan het slachtoffer: het vijfde nummer, dat na de zomervakantie van 1963 verschijnt, staat weer op het niveau van de eerste twee en herinnert in geen enkel opzicht meer aan het lente-offensief. Het zou evenwel verkeerd zijn de verklaring uitsluitend op school te zoeken: de aderlating van Start is duidelijk gebeurd ten voordele van Bok, dat het schoolblad gewoonweg overbodig maakte, zoals we hebben gezien naar aanleiding van de ‘Kanttekeningen bij een week paaslectuur’. Maar vooral het enthousiasme van René Gysen werkt aanstekelijk. Hij slaagt erin weverberghs gemoedsschommelingen min of meer te stabiliseren en vooral ook diens relatief gebrek aan zelfverzekerdheid weg te redeneren. Zijn suggesties zijn in de eerste plaats erg praktisch en helpen weverbergh zich een helder beeld te vormen van wat hem vooralsnog slechts intuïtief voor | |
[pagina 402]
| |
Het nummer 7 van ‘Bok’ (februari 1963) opent met deze tekening van Lieve Meirens.
ogen staat. Zo waarschuwt hij ervoor dat er al teveel tijdschriften voor proza en poëzie op de markt zijn en adviseert hij een nieuwe toon aan te slaan en een originele formule te brengen. Aardig in dit verband is dat hij reeds in die tijd, uiteraard zonder te weten wat een paar jaar later in Komma zal gebeuren, voorstelt een tijdschrift te maken met zowel de functie van Merlyn als van Diagram, maar dan met totaal andere opvattingen. Wat de formule betreft, opteert hij voor een kosteloos en gestencild eenmanstijdschrift dat naar een aantal interessante adressen zal worden gestuurd. Helemaal nieuw is die gedachte niet, want iets soortgelijks heeft weverbergh al met zijn Start 3 gedaan, dat zelfs een ‘Boekuiltje’ waardig bleek te zijn.Ga naar eindnoot(17) Voor Bok zou het concept echter worden uitgebreid: het zou zowel aan redacties (van kranten en tijdschriften) als aan mogelijk geïnteresseerde personen worden toegestuurd. Ook met het samenstellen van een adressenbestand wil René Gysen helpen en hij voegt de daad bij het woord door zich meteen als eerste te abonneren.Ga naar eindnoot(18) Twee problemen blijken hardnekkiger. Allereerst dient een passende naam gevonden te worden en hiervoor rekent weverbergh aanvankelijk op de verbale spitsvondigheden van Herman Cluytens. In afwachting gooit hij zelf een aantal namen op tafel die aan duidelijkheid niets te wensen over laten: Kreng, H2S04, Distel, Anopordon (waarmee hij Onopordon bedoelt, de wetenschappelijke naam voor de wegdistel), stuk voor stuk namen die het ‘stekelige’ of ‘giftige’ karakter van de polemiek beklemtonen, maar ook de gevoelswaarde van een geuzennaam hebben. Op zijn beurt suggereert Gysen een motto voor het blad: ‘En toch draait ze’ en zinspeelt daarmee op het nieuwe en revolutionaire aspect.Ga naar eindnoot(19) Weverbergh is echter niet tevreden en zoekt een snedig woord dat zowel het polemische als het ludieke karakter van de hele onderneming samenvat. Cluytens doet een trouvaille: hij stelt voor de leerlingen op een blad papier het eerste woord te laten noteren wat hun te binnen schiet. Om een of andere duistere reden schrijft een van de belhamels ‘bok’ op, en daarmee is de kogel door de kerk.Ga naar eindnoot(19) Een laatste probleem ziet weverbergh in het onregelmatige werktempo van zijn collegamederedacteur. Daarom gaat hij, echter niet voor lang, op zoek naar enkele medewerkers die zijn visie op de literatuur én zijn enthousiasme delen. Ook hierover wordt duchtig heen en weer geschreven tussen hem en Gysen (die zelf liever niet meedoet), zodat weverbergh tenslotte toch met Cluytens alleen scheep gaat. Het vormt een punt van discussie, of Bok nu inderdaad een eenmanstijdschrift is geweest of niet. Na vier nummers haakte Cluytens af, o.m. omdat hij niet dezelfde lire- | |
[pagina 403]
| |
raire ambities koesterde als weverberghGa naar eindnoot(20), maar al heel gauw kwamen andere (echte of vermeende) belhamels Bok mee aanzwengelen. De namen zijn genoegzaam bekend: zij keren steeds terug op de barricades van de gestencilde revolutie.Ga naar eindnoot(21) Aanvankelijk uitsluitend schrijvend in de rubriek ‘Paraplu'ke Parasolleke’, zouden zij mettertijd ook aan het eigenlijke tijdschrift meewerken. Toch bleef Bok het werk van weverbergh. Slordig getikt en allesbehalve netjes uitgegeven, werkte het zich op tot een brok echte literatuur die, toen het tijdschrift in het BokBoek werd geconsolideerd, al lang door iedereen op zijn reële waarde werd geschat. Bok was iets unieks, het was een soort polemische avant-garde en als zodanig kon het zich niet blijven herhalen. Weverbergh wist dat toen hij ietwat vertederd schreef over ‘onze assepoes’ (...), dit ten ondergang gedoemd blad’.Ga naar eindnoot(22) Maar dat kon niet beletten dat de vuile assepoes, zoals in een literair sprookje, de definitieve stoot voor weverberghs carrière was: nu daarom moest zij wel zijn lievelingskind worden! |
|