Ons Erfdeel. Jaargang 31(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 362] [p. 362] [gedichten] Judith Herzberg Nee er is geen tweede leven Nee er is geen tweede leven nee mijnheer ik weet het, wij moeten redelijk zijn. Maar ik begrijp de wens van pharao's alles wat nu is te omarmen desnoods in steen omarmen (de schaduw in de plooien van de kussens die nadat de levenden zijn opgestaan in vorm van leven bleven liggen) ja, zou dit ook in stenen doos dit zonnige vertrek, dit sterk gemerkte uur - voorbij de laatste dag mee willen slepen. Uit: Beemdgras (1968). Trillingsgetal Je telefoonnummer dreunt in mijn hoofd licht trappelende dreun. Het volgt me onder alles door, drukt zich terwijl ik lees zet zich onder de woorden voort terwijl ik schrijf. En laat ik het heel even los dan rent het naar de telefoon en draait zodat er in jouw lege huis een rinkel klinkt die niemand hoort. Misschien trilt er een kopje mee als in de toon haar hoogte even wordt geraakt. Hoogstens knapt er een vaas. Uit: Botshol (1980). [pagina 363] [p. 363] Botshol Altijd bang in nachtdiep water dat is bang aan land. Dit is geen hol, eerder een leegte geen stootrand voor begrip, begeerte, noch een grot met ruwe wanden waarin op de tast. Zonder randen ligt het zonder berm, horizon, houvast. Geen bodem waarop schaduw meevaart. Helder het zwartst. Onttrekt zich in verte aan verte onttrekt zich in vlakte. Water onder water luistert niet. Likt niets los. Uit: Botshol (1980). [pagina 364] [p. 364] Grijs-trap Het eerste vond ik raar. Ik stuurde het naar Londen waar mijn geliefde het in de brief, waarin het opgevouwen was niet zag, zodat het even later op de grond lag waar niemand het meer kon vinden. Have one of mine bood een oudere dame daar aan, maar mijn haar was toen voor hem nog onvervangbaar. Het tweede werd door de kapper ontdekt. Wilt U dat ik het laat zitten of wilt U dat ik het uit-trek. Dat hij U zei vond ik al gek, trek maar zei ik maar wist meteen dat dit, filosofisch, verkeerd was, en besloot me bij het derde, als het ooit zou komen, wijzer te tonen. Het derde kwam, dat had ik niet verwacht. Ik heb het nog een rode schijn gegeven maar J. vond dat niet mooi en hij kon het weten want hij was zelf juist bijna dood geweest, zodat ik, ja bij het vierde en het vijfde toen geloofde ik er aan. Nu heb ik er honderd en dat verschaft toegang. Tot hoofden die precies even wit en niet wit zijn als het mijne, tot lijnen die nu nog bijna geheel kunnen verdwijnen. Verwant vind ik die tussen-in-gezichten die af en toe geheel verdord, alles al weten, maar soms ook nog, illusionisten rimpelloos oplichten. Les absents ont tort, geverfden hebben iets gemist. Uit: Botshol (1980). [pagina 365] [p. 365] Liedje Lieg alsjeblieft niet tegen me niet over iets groots niet over iets anders. Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt want dat is nog vernietigender. Lieg niet over liefde, iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen. Liever word ik bedroefd dan dat je liegt want dat is nog bedroevender. Lieg niet tegen me over gevaar want ik voel toch je angst en wat ik gewaar word is waar of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker. Lieg niet tegen me over ziekte liever kijk ik die diepte in dan dat ik mij verlies in één van jouw lieve verzinsels want daarmee verlies ik me dieper. Lieg niet tegen me over sterven want zo lang we er nog zijn vind ik dat toegangsloze niet mededelen wat je denkt erger en zo veel doder. Uit: Dagrest (1984). Vorige Volgende