wel kritisch opereren, maar als je te radicaal wordt, kom je buiten de zuil te staan in een soort niemandsland, want je eigen publiek valt je af en de deur van een andere zuil gaat niet voor je open. Gevolg is een beperkte bewegingsvrijheid voor de Nederlandse intellectueel. Hij behoort tot de grijze middenmoot en van een rechtse of linkse intellectuele traditie kan in Nederland geen sprake zijn. ‘Achter de zeewering’ levert een boeiend betoog op, maar roept tegelijk ook vragen op. Te beginnen met de afwezigheid van een linkse en rechtse intellectuele traditie. Ik ontken niet dat er geen linkse of rechtse traditie is, maar misschien heeft de democratie haar werk te goed gedaan, heeft ze voor zoveel gelijkheid gezorgd dat er aan extreme tradities geen behoefte is. Ook in de politiek is er geen extreem-rechtse of linkse traditie. Ik kan me voorstellen dat dit voor een intellectueel in de definitie van Nauta droevig is. Het cassante debat wordt een hoofs en redelijk gesprek en daar is Nauta niet voor te vinden. De impact van de verzuiling wordt m.i. door Nauta ook schromelijk overschat. Dat de verzuiling in de sfeer van de voorzieningen (onderwijs, omroepbestel, ziekenhuizen, enz.) nog rechtop staat, hoeft toch nog niet te betekenen dat iedereen die van verzuilde diensten gebruik maakt, ook even verzuild denkt en leeft. Mijn ervaring in Nederland wijst uit dat de impact van de verzuiling op het dagelijkse leven van de gewone burger niet zo aanwijsbaar groot is als Nauta beweert. Zijn definitie van de intellectueel als ‘public debater’ is ook vrij eng. Overigens, wat moet het debat opleveren? Daarover zwijgt Nauta, maar tussen de regels kun je er wel wat van proeven: waarheid of in zijn sociale dimensie rechtvaardigheid. Dat zijn heel abstracte begrippen die in de praktijk resulteren in de eigen waarheid, het eigen gelijk, de eigen rechtvaardigheid, wat dan voor de anderen weer onrechtvaardigheid
inhoudt. Nauta citeert Max Frisch die een intellectueel typeert als iemand die achter de waarheid wil komen en bereid is de resultaten van onderzoek te accepteren, ook als deze tegen de eigen belangen ingaan. Mijn indruk van debatten is, dat daar heel zelden resultaten van onderzoek naar voren worden gebracht. Of ze zijn er niet of ze worden met andere resultaten zo weerlegd. In het debat werkt men met niet bewezen vooronderstellingen en generalisaties, simplificaties en dogma's, en handigheid en de gave van het gevleugelde woord zijn daarbij grote troeven. Denk maar aan de discussie over het vredesvraagstuk. De intellectueel die Nauta voor ogen heeft, staat heel dicht bij de heilsprofeet. Dit lijkt me Nederlands: de dominee blijft zijn schaduw afwerpen. Intellectuelen die enige reserve tentoonspreiden, zoals Hofland die zich in Tegels lichten afvraagt of het allemaal nog wel zin heeft, wordt sociaal immobilisme aangewreven. Is kritische reserve geen positieve intellectuele eigenschap. Met reserve kun je ook aberraties voorkomen. ‘De vredesfascisten van het IKV’, een stuk uit 1983, is een case-study bij de stellingen uit ‘Achter de zeewering’. Daarin analyseert hij het standpunt van Bart Tromp en Renate Rubinstein, die beiden fel tegen de Vredesbeweging hebben gereageerd. Nauta vindt hen beiden aan een anti-communistensyndroom lijden en toont aan dat beide linkse columnisten onzindelijke argumenten in de discussie gebruikten. De analyse van Nauta is boeiend. Alleen gebruikt hij hiervoor citaten en uitspraken en als lezer kun je moeilijk beoordelen of ze representatief zijn voor het betoog waaruit hij ze heeft weggeplukt. In ‘Culturele armoede’, een essay dat in deze bundel voor het eerst verschijnt, heeft Nauta het over nieuwe vormen van culturele armoede die het gevolg zijn van sociaal-economische deprivatie. Armoede en werkloosheid zijn inderdaad meer dan alleen maar
sociaal-economische pro-