proces wordt gevoerd. En de Europese parlementsleden kunnen hun Hoge Vergadering in hun eigen taal toespreken. Zolang de Verordening nr. 1 niet wordt gewijzigd, is er bijgevolg voor het Nederlands in de communicatie tussen E.G. en de buitenwereld geen vuiltje aan de lucht. Zo'n wijziging kan trouwens alleen maar met unanimiteit gebeuren; maar wat, als men ooit naar het meerderheidsprincipe zou overstappen en geen onderscheid zou maken tussen het externe en het interne gebruik van de talen in de E.G.?
Wat de communicatie binnen de Europese instellingen betreft liggen de kaarten nu al anders dan bij de externe relaties. In toevallige gesprekken en bij de voorbereiding en bespreking van wetten, werkdocumenten en verslagen hanteren de ambtenaren hoofdzakelijk Frans en Engels. Tegenover die toestand nemen de sprekers van het Taalcongres uiteenlopende standpunten in. Erg veralgemenend kunnen we twee tendensen onderscheiden. Ten eerste het zachte standpunt: de situatie van het Nederlands in Europa is niet slechter dan die van de andere ‘niet-grote’ talen. Het is ondenkbaar dat bij elk gesprek, elke bespreking tolken aanwezig zijn om een vertaling te leveren in alle (voorlopig tot 72 beperkte) talencombinaties. Het vertaal- en tolksysteem is op den duur niet houdbaar, niet alleen omdat de kosten de pan uitrijzen, maar ook omdat te veel talen in een discussie aanleiding geven tot begripsverwarring. Door op het gepaste moment een vreemde taal te spreken, wek je bovendien bij je discussiepartner meer luisterbereidheid en bereik je gemakkelijker je doel. De problemen zouden Europa uit zijn als alle Europeanen naast hun moedertaal tenminste één ‘grote’ taal grondig zouden leren.
De tweede tendens betreft het harde standpunt: voor het Nederlands in Europa dreigt groot gevaar. Een Nederlandstalige, Nederlander of Vlaming, moet principieel altijd en overal het(zelfde) Nederlands gebruiken; dat is noodzakelijk willen we als taal- en cultuurgemeenschap blijven meetellen. En je gedachten kun je alleen in je moedertaal adequaat uitdrukken. Wat de kosten van vertalen en tolken betreft, die worden schromelijk overdreven, want in feite bedragen ze maar 2% van de totale kosten van de Gemeenschap. En hoeveel willen we tenslotte voor een democratisch taalpluralisme betalen?
De diverse, genuanceerde visies en standpunten die op het Taalcongres van 1986 verwoord werden, kunnen natuurlijk alleen in hun originele verwoording tot hun volle recht komen. De brochure bevat daarom de integrale tekst van de zeven referaten (van Y. Peeters, W. Penninckx, N. Muylle, 0. de Wandel, H.R. Nord, R. de Backer en J. de Rooij), de inleiding (W. de Geest), het slotwoord (F. Debrabandere) en de resoluties van het Congres.
O. Vandeputte
Het Nederlands in Europa. (G)één van de Negen? Handelingen van het Nederlands Taalcongres. Vereniging Algemeen Nederlands. Brussel, 22 november 1986. Redactie F. Debrabandere en W. de Geest, V.A.N. A. Dansaertstraat 76, 1000 Brussel. 1987.