Jozef van den Berg, een theaterman met poppen
Een van de laatste dagen van 1986 bracht de Nederlandse televisie een produktie van de poppenspeler Jozef van den Berg op het scherm. Het programma vermeldde een ‘kinderuitzending’. Ik was benieuwd of theaterman Van den Berg het ook op de beeldbuis zou waarmaken. Mijn kleuters leveren me bij dergelijke onderzoeken graag de logistieke steun.
Mijn test-kijkers reageerden precies als verwacht. De aankondigster had het over een poppenspeler gehad, en het was voor hen op zijn minst eigenaardig, zoniet wat teleurstellend, met de camera een zaal binnen te duikelen en op het podium niet meteen poppen aan te treffen, maar een spichtig, driftig mannetje dat druk doende was met totaal onbegrijpelijke zaken. Een nieuwsgierigmakende toestand, waarin Van den Berg hoog spel speelt. In die eerste momenten wil hij ‘het publiek’ over de brug lokken. Mijn kleuters volgden meteen gedwee.
Van den Berg weet hoe theater werkt. Hij waaiert over het toneel, bouwt met kleuren monumentale lichteffecten op, en weet te bereiken dat de kijker geleidelijkaan de blik op zijn persoon verscherpt, en daarbij de aandacht voor de entourage verliest. Dan dagen ook zijn poppen op. Het zijn kleine handpoppen, gedekt van kleur, maar met een uitgesproken eigenheid. Ze laten Van den Berg niet los, bestoken hem met hun zelfverzekerde meningen, overvleugelen hem zelfs in de conversatie die hij met hen voert. Zij zijn de spelmakers, vaak geeft hij de indruk alleen maar ‘een handje toe te steken’. De uitwerking op de kijker is beklemmend. Maar daar herrijst weer de theaterkunstenaar. Hij gunt de kijker verademing, hij speelt met licht, met kleur, met vorm, hij gaat even schuilen in de vluchtige schoonheid die hij op het toneel creëert. Wat ik gevreest had, gebeurde dan ook. De theaterschoonheid vang je niet met een camera - je doorbreekt deze door in te zoomen - en dit sterke facet van Van den Berg verwaterde dan ook op de beeldbuis.
Maar mijn kleuters bleven geboeid. Meer nog, ze raakten in de ban van wat daar gebeurde. Ze schoven dichter naar het scherm. Wilden ze gaan meespelen? Wat heeft Van den Berg dan nog meer te bieden, waardoor hij zo aanspreekt? Ik vermoed dat het komt doordat de poppen meer dan een verhaaltje spelen. Het zijn poppen van vlees en bloed. Ze verzinnen niks, ze beleven iets. Het zijn geen poppen met een stramme ruggegraat en houterige bewegingen, maar ze zijn blij, of jaloers, of listig of verliefd. ‘Ze zijn zo geworden’, zegt Van den Berg er zelf over, ‘al spelende met hen hebben ze een karakter gevormd, dat grondig verschilt van het mijne. En ze spelen wie ze zijn. Morgenavond kunnen ze niet zomaar een ander rolletje spelen, nee, ze hebben een heel eigen persoonlijkheid vol gevoelens en met een eigen aard van 't beestje. Als ik een voorstel doe, kan ik al vermoeden hoe ze zullen reageren. Helemaal voorspelbaar is het niet, ze zetten me soms op een onverwacht spoor’.
Dit mag mooipraterij van een artiest lijken, bij Van den Berg is het werkelijk zo. Misschien is hij wel de eerlijkste man die ooit op de planken kwam. Soms twijfelt hij op het toneel, soms zoekt hij samen met zijn poppen een uitweg, een oplossing. Hij bewandelt geen gebaande paden, hij tracht aan te voelen waarop het publiek reageert en op welke manier het dit doet, en daar boort hij op door.
Er bestaan tedere verhalen over de carrièrestart van Van den Berg. Deze Nederlandse Brabander begon in 1971 met poppen te improviseren voor kinderen. Al gauw wou hij een eigen plek, en startte in 1974 met een poppen-theatertje in Groningen. Hij speelde er elke vrijdagavond; om 21 uur kroop hij in de poppenkast. Het was een klein, knus theatertje. Je mocht er niet rechtop lopen, vanwege het gevaar