René de Coninck, ‘Verschijning te Brugge’, 1966.
zoals op etsen van Jules de Bruycker, bij wie De Coninck overigens tot in 1942 in de leer is geweest. De lijn van die sfeervolle observaties is doorgetrokken in
Kroeg, eveneens van vóór
1940, maar al geëtst te Antwerpen, waarop een draaiorgel en obscene graffiti voor beweging zorgen. Al gauw wordt die spitse folklore binnenstebuiten gekeerd. De meiden die ruggelings het Antwerps cafeetje animeerden hebben op een ander blad van veel groter formaat,
Verzoeking van Sint-Antonius, de plaats ingeruimd voor een schare naakten die in een vrij ingewikkeld landschap hun opwachting maken. De realiteit is daar al achterhaald door de fantasie.
Er zijn maar weinig restanten bewaard van het werk dat René de Coninck onder de oorlog gemaakt heeft. Bij de bevrijding van Antwerpens linkeroever ontplofte een granaat in zijn atelier op Sint-Anneke en vernielde er nagenoeg al de etsplaten; daarbij komt dat De Coninck slechts kleine oplagen trok. De enkele prenten uit die tijd, waaronder de cyclus De vier jaargetijden, zijn opvallend stil van opmaak. Later is de reactie gekomen, zowel met verwijzing naar concrete feiten, bijvoorbeeld in de ets Oorlogsmuziek, ook getiteld Vliegtuigen boven de stad, als nadrukkelijk symbolisch.
Zodoende is de verwerking van de oorlogsherinneringen opgegaan in een veel breder beeldenbestand waarin de etser de lotgevallen van de mensheid collectief op de korrel zou nemen. Zonder twijfel mogen wij vrienden en bekenden op hun woord geloven die de kunstenaar afschilderen als een olijk man met wie het prettig omgaan was. Noemden zijn studenten grafiek hem niet ‘kozend’ 't Coninckske? Men zou blind moeten zijn om van die ene karaktertrek geen spoor terug te vinden in het oeuvre. In Muziek (juli 1948) bijvoorbeeld, met de toonladder tot in de takken van de bomen, of in Inktvis (1963) waarin de artiest aan zijn schildersezel niet ontsnapt aan de vangarmen van zijn muze. Maar deze humor is niet om te schaterlachen. Daarvoor is hij naar vorm en geest te cryptisch, te wrang, zeg maar letterlijk zwart.
De etsen vallen moeilijk te groeperen als men de hoofdmotieven naast elkaar wil zetten. René de Coninck moet een erg speelse geest geweest zijn die voortdurend de thema's met elkaar heeft vermengd. De Dolende mensen (1955) kunnen met hem alle richtingen uit. Soms