Schrijver worden en blijven
Voor wie de literaire gewrochten van de Mooie jonge Goden uit Vlaanderen de laatste jaren van nabij heeft gevolgd, zal de naam Eduard Kronenburg allicht niet onbekend in de oren klinken. Deze Jupiler-drinkende ambtenaar bij het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling is immers het centrale personage geworden in de romans van Herman Brusselmans, die vrij kort na Heden ben ik nuchter een nieuwe roman publiceerde, die gerust als
Herman Brusselmans (o1957).
een vervolg mag worden beschouwd:
Zijn er kanalen in Aalst? Een misleidende titel? Op het eerste gezicht en bij een oppervlakkige lectuur vast en zeker, want het verhaal speelt niet in Aalst, maar hoofdzakelijk in Brussel, waar Kronenburg werkt, en sporadisch ook in Gent, waar het genoemde personage naartoe verhuisd is vanuit het landelijke Iddergem, dat wél in de Denderstreek ligt. De verhuizing van Kronenburg duidt dus op een nieuwe fase in zijn leven, en ook de andere elementen van het boek schijnen daarop te wijzen. Toch leidt hij als ambtenaar een vrij star bestaan, waarin hij langdurig werklozen moet opbellen en informeren naar hun huidige toestand. Hij doet dat met het nodige sarcasme en zelfs sadisme, maar het is evenzeer vlug duidelijk, dat die houding een pose is die zijn kwetsbaarheid en zijn machteloosheid moet verbergen. Kronenburg lijdt immers aan een pathologische angst zoals alleen de existentiefilosofen die konden verwoorden en verklaren, en zijn beproefde medicatie daartegen is drank, sigaretten, vrouwen en een overvloed van woorden, die liefst als krachttermen de wereld worden ingeslingerd. Daar zijn ook de zogenaamde vrienden, gewetenloze profiteurs en medebezetenen, die de zwakke Kronenburg gebruiken als biechtvader voor echtelijke en andere, liefst seksuele problemen. Vooral de vrouwen maken het leven van deze man zowel draaglijk als wreed: hij houdt immers niet alleen van zijn vrouw Gloria, die hij voortdurend bedriegt, maar bovendien wordt hij hopeloos verliefd op zijn collega Mabiche, die tot een obsessie uitgroeit en als zodanig ook uit zijn gezichts veld verdwijnt. Ongetwijfeld een heel mooi thema, dat Brusselmans evenwel niet al te overtuigend heeft uitgewerkt, omdat hij te veel het imago van zijn Eduard Kronenburg heeft willen behouden en zelfs extra in de verf heeft willen zetten. Daardoor is de nieuwe roman blijven steken in een stadium dat in Brusselmans' schrijverschap voorbijgestreefd
en overwonnen had moeten zijn na
Heden hen ik nuchter. Toch is het jongste boek duidelijk anders bedoeld. Ik heb al vermeld dat hier ingrijpende wijzigingen worden aangekondigd, en de belangrijkste is wel dat Kronenburg besluit schrijver te worden. Hij die zo vlot met woorden omgaat en ongestraft verhalen opdist aan de telefoon, gaat het proberen waar te maken als auteur van romans. De (hernieuwde) kennismaking met de
schrijver Herman Brusselmans op de Grote Markt van Brussel is daar niet helemaal vreemd aan, en dat geldt ook voor de wensdroom die geconcretiseerd wordt in de Finse seksbom die in het gezelschap van de beroemde schrijver vertoeft. Verliefdheid, liefde en seks blijken dus bepalend voor dit kersverse kunstenaarschap dat ook een vakmanschap zal moeten worden, want anders heeft het geen zin. Maar essentieel daarin is toch de verwondering over het leven zoals het zich aandient, en de zoektocht naar de waarheid achter de dingen. Dat is ook de onderliggende betekenis van de titel,
Zijn er kanalen in Aalst? Het is een vraag die Kronenburg op het einde van de roman aan zijn vrouw Gloria stelt en waarop geen van beiden een antwoord kan geven. Het is zeker geen toevallige vraag: ongeveer halfweg de roman heeft hij immers een vrouw in Aalst opgebeld, een dame die paniekerig op het belgerinkel reageert en vreest dat haar man in het kanaal gereden is.