Brassinga's tweede debuut
Anneke Brassinga, die naam heeft gemaakt als voortreffelijk vertaalster, heeft zich ook als dichteres ontpopt. Dat gebeurde al drie jaar geleden, want in 1985 verscheen ‘Brassinga's debuut’, in een beperkte oplage, met zeventien gedichten die nu in de bundel Aurora tot negenendertig zijn uitgebreid. Men zou het een meer dan verdubbelde herdruk van het debuut kunnen noemen, ‘Brassinga's tweede debuut’ zo men wil.
Er is een merkwaardig contrast tussen de twee titels: die uit 1985 is nadrukkelijk nuchter, terwijl die van de tweede bundel even nadrukkelijk poëtisch is, zonder dat de samenstelling van de beide bundels aanleiding geeft tot deze tegenstelling. Het lijkt er eerder op dat de dichteres met de titel Aurora een juister trefwoord voor haar poëzie wilde geven, want die is alles behalve nuchter of zakelijk.
Verrassend is dat Brassinga zo opvallend een stap terug doet in de poëziegeschiedenis en dat ze daarbij niet de inmiddels al tot een cliché geworden ironie van de vorm toepast, die moet duidelijk maken dat de dichter laattwintigste-eeuws genoeg is om de aansluiting bij eerdere Romantiek niet (helemaal) te menen. Daardoor kan men juist de ‘ouderwetsheid’ van een aantal gedichten in deze bundel iets nieuws noemen.
In een van de gedichten, in Aquarium, is de verwijzing naar de laat-Romantische poëzie van de Tachtigers heel expliciet:
zucht van de ziedende zee
Het merkwaardige is dat een paar regels verderop in dit gedicht Perk verschuift naar Marsman:
De verschuiving is natuurlijk niet zó vreemd, want Marsmans expressionisme, waarvan deze zes regels een echo lijken te zijn, volgt als vanzelfsprekend op Tachtig. Zulke meer of minder expliciete verwijzingen kunnen natuurlijk een spelletje zijn, maar dat is blijkbaar bij Brassinga niet het geval. Het is zoiets als haar ‘programma’, en de verschuiving van Romantiek naar expressionisme doet zich dan ook vaker in deze bundel voor.
De romantische impuls voor haar poëzie lijkt de dichteres te hebben samengevat in het gedicht Over: ‘Over / de wanhoop van het vele / overvolle onverklaarde -’. Deze beginregels vormen een reeks trefwoorden voor romantisch sentiment, waaraan er nog vele toe te voegen zijn uit andere gedichten: ‘Lichtrozen, glaszeeën -’ ‘zweving van wind’, ‘bewaasd’, ‘oneindig’, enz. Ze bevestigen alle het poëtische van de titel Aurora. Het expressionisme is het sterkst in gedichten als Tiergarten bij nacht en Pfaueninsel; het Duits in de titels is niet toevallig, er vleugt een geur van Trakl door deze verzen.
Dat Brassinga's poëzie zich tussen Romantiek en expressionisme beweegt, is op zichzelf geen bezwaar. Maar het lijkt een symptoom van onzekerheid over haar eigen werk te zijn, en dat leidt ook tot enkele uitgesproken negatieve uitschieters, bijvoorbeeld het zeer artificiële stamelen in ‘bang’ (waarom hebben enkele titels geen hoofdletter?), of het gedicht Griep dat zonder meer bij de ‘zondagspoëzie’ behoort, en dan in de slechtste zin van die term: een anekdotisch vers met opgeblazen, kwasi-poëtische woorden.
Onzekerheid uit zich ook in het onhandig omspringen met beeldspraak. In Wij schrijft ze:
Het breken van een lichaam
gaat zacht, het opent zich
vanzelf, de wond een bloem
Omdat de laatste regel niet met ‘wond’ maar met ‘bloem’ is verbonden, neemt hij het beeld van de bloem terug, waardoor de expressiviteit ervan verloren gaat.
Veel bezwaren. Als ervaren vertaalster is Brassinga zonder twijfel een zeer belezen auteur en daardoor is ze tot aan haar knieën weggezakt in de invloeden van oudere poëzie. Die invloeden zijn nog te talrijk, te heterogeen, om vruchtbaar te kunnen zijn. Dat het de moeite waard is zich uit die gevaarlijke zuiging los te maken, bewijzen de paar goede