Culturele kroniek
Literatuur
Een nieuwe dichtersgeneratie
Opmerkelijk verschijnsel in de geschiedenis van de Nederlandse poëzie: in Twist met ons treden vier jonge dichters gezamenlijk naar voren. Het zijn bovendien dichters die in de afgelopen jaren en maanden al werden ingehaald als belangrijke vertegenwoordigers van een nieuwe dichtersgeneratie. Het kwartet wordt, met loftrompet, ingeleid door Benno Barnard; ook hij is een vrijwel meteen erkend en gewaardeerd exponent van diezelfde generatie.
Drie van de vier debuteerden eerder afzonderlijk. Dirk van Bastelaere (o1960) publiceerde in 1984 een ongewoon rijpe bundel Vijf jaar, en gaf samen met Erik Spinoy (o1960), met wie hij ook kortstondig het tijdschrift R.i.P. redigeerde, de bibliofiele bundel Golden Boys uit (1985). Spinoy zelf trok de aandacht met De jagers en de sneeuw (1986) en Charles Ducal (o1952) werd bij het verschijnen van Het huwelijk (1987) meteen ‘erkend’ als een waardig erfgenaam van Willem Elsschot. Vierde lid van het viermanschap, Bernard Dewulf (o1960), publiceerde al gedichten en poëziekritieken in diverse tijdschriften.
Twist met ons vormt een verrassend geheel. De verwachtingen, gesteld in de afzonderlijke dichters, worden hier zonder enige twijfel ingelost. Inleider Barnard formuleert zijn waardering zo:
‘Twist met ons! Terwijl de gemiddelde Vlaamse dichter fleemt, hielen likt en zacht is voor elkander (“Publiceer mij zonder ook maar één komma ter discussie te stellen! Doop je pen in suikerwater en schrijf een van die onleesbare éloges op mij! Omhels mij, fêteer mij, geef mij een Staatsprijs!”), willen déze Vlaamse dichters antwoord, azijn en amok. Alleen al daarom doe ik de hele Patrick Conrad cadeau voor Pornschlegel, de hele Hedwig Speliers voor De hertog en ik van Charles Ducal, en de gehele Westvlaamse poëzie sedert Gezelle voor die handvol gedichten van Erik Spinoy en Bernard Dewulf’.
Zonder diens impliciete en expliciete particuliere en globale veroordelingen goed te keuren, kan met Barnard worden erkend dat de poëzie van Twist met ons van een uitzonderlijk gehalte is. En dat heeft niet alleen te maken met de natuurlijkheid, de vanzelfsprekendheid van het Nederlandse (dus niet: Vlaamse) taalgebruik van de dichters, zoals Barnard aanstipt. De kwaliteit van de bundel hangt ook en vooral samen met het feit dat hier vier zeer verschillende dichterpersoonlijkheden aan het woord zijn die zich elk op hun manier profileren binnen eenzelfde traditie en thematiek.
De traditie waarop ze zich beroepen, is die van M. Nijhoff, aan wie, zoals Barnard in zijn inleiding meedeelt, de titel van de bundel is ontleend. Opvallend is ook de context zelf waaruit dit vers is geplukt. ‘Twist met ons, twist met ons, twist niet met mate’ is het slotvers van het derde van een reeks sonnetten die Nijhoff heeft opgedragen aan J. Huizinga; ze zijn geïnspireerd door In de schaduwen van morgen, een titel die Nijhoff intrigeerde en die hem deed kiezen voor het element morgen, voor het optimisme dus boven het pessimisme, voor de strijd, het verzet, de verwachting. Zo ook, ten dele, het Twist met ons van de jongste dichtergeneratie: het gezamenlijke optreden kan worden gezien als een soort uitdaging, als een provocerende daad van zelfbevestiging.
Het meest verrassende van de hele bundel is het eerste luik: een lang verhalend gedicht, Pornschlegel, van Dirk van Bastelaere. Hier werd inderdaad duidelijk aansluiting gezocht bij Nijhoff (Awater!).
De traditie van de verhalende poëzie werd overigens onlangs ook al door Ed Leeflang nieuw leven ingeblazen. Van Bastelaere componeert echter strakker dan Leeflang. Pornschlegel is een indrukwekkend knap werkstuk, waarin het verhaalgebeuren -een man zint op moord - afwisselend via een neutrale waarnemer en via het perspectief van de hoofdfiguur langzaam wordt onthuld. De spanning wordt geleidelijk