| |
| |
| |
[Gedichten]
T. van Deel
A.B. Wigman
Ik begin nu een beetje te begrijpen
waarom Wigman de blaadjes altijd zo mooi
beschreef als hij ze uit zag komen. Toen
ik vanmorgen naar school fietste, langs
de Postjesweg, en eigenlijk eerder al,
op de Leidsegracht, waar de bomen prachtig
lichtgroen in de lucht stonden, dacht ik
aan zijn stukjes in de Arnhemsche Courant,
over de smijdige slechtvalk en de houtsnip,
het grofwild en de wodansvogel, zwarte
specht, maar vooral over het spannende
leven in knop, elk jaar weer iets nieuws,
het jonge groen, dat nog onwennig hangt.
- Vreemd, zo vroeg in de morgen,
pas vierentwintig, en dan al zo onder de
indruk van seizoenen, dat ik in de klas
niet kon nalaten te zeggen: jongens, buiten
is het weer zover, bekijk de struikjes rond
de Sloterplas nu goed, je hoeft het nog niet
Uit: Strafwerk, Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, 1969.
| |
| |
| |
Invullen
Er gleden jaren vingers overheen, gesleten
vogels, blik komt door hun veren. Ik zie
al niet meer of het goudfazanten dan wel
pauwen waren. Dat stelt gerust, pas
als iets weg is, leer je het echt kennen.
Thuis hing zo'n kleed met hertentafereel
achter de divan, kaal, zonder verhaal.
Daar kan weer alles mee gedaan, een bos
vol roepend wild, vol vogels ingevuld.
Het kost alleen wat moeite er de woorden
voor te vinden, maar dat is nu gebeurd.
Uit: Recht onder de merels, Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, 1971.
| |
Diergaarde
Het mooiste zijn de hokken, waar ook na lang
gezoek geen dier in wordt gevonden. Tussen
onkruid, in de schaduw, niets wat om zoveel
ruimte heeft gevraagd. Die vult zich dus vanzelf
met dromen. Er wil een klein en vriendelijk
konijn in komen, een grijze reiger, te
vermoeid om vleugels uit te slaan. En nog wel
meer, dat toch verdwijnt wanneer wij verdergaan.
Uit: Klein diorama, Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, 1974.
| |
| |
| |
Holysloot
Dit is geen wei. Grutto en tureluur
staan er wel op, maar gaan de lucht
niet in. Een kemphaan vecht zonder
zich te verroeren. Je laat een visdief
vrij, die biddend in het blauw van
Zien is Kennen! hangt, zo zuiver en
alleen. Er komt geen leven in, het
blijft hier stil. De wei is ergens
anders. Toen we er laatst bij Holysloot
door liepen, stoof uit het gras
pas echt het leven op. Grutto en tureluur
vlogen ons om de oren, de kemphaan
zette trots zijn witte halskraag op,
en ook het diefje wiekte slank en snel
Uit: Klein diorama, Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, 1974.
| |
| |
| |
Het zingend meer
Geloof van wijn de ene druppel niet
die opgaat in het zeegeduld. Hoeveel
er is, en hoe verspreid en onbekend
het blijft, volmaakt verstoken van begrip
of lieflijke omvatting. De gletschertong
glijdt in een meer dat langzaam, zingend
droogvalt, en op de bergwei gloeit het van
papavers. Geen eeuwige aanwezigheid -
gelukkige allertijdlijkst onderdak.
Uit: Achter de waterval, Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, 1986.
| |
De brief
Met de brief in haar hand staat zij stil,
de stilte van een bericht in de morgen.
Wie ziet zichzelf zo niet staan, een keer,
met in de hand een brief die nooit meer
dicht kan en te lezen blijft, gelezen blijft.
Dat zo de dag beginnen moest, als het einde
van een dag. Een open enveloppe zonder raad.
Uit: Achter de waterval, Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, 1986. |
|