Ons Erfdeel. Jaargang 31
(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe Franse NederlandenDe Franse Nederlanden: actualiteitenLes Pays-Bas du Sud - zo wordt de regio Nord/Pas-de-Calais genoemd in de uitgave Impressions van de Regionale Raad. En we lezen: ‘Ancrée géographiquement, historiquement au pays flamand et au royaume de France, la région tire de ces appartenances un passé particulièrement original’. In Noord-Frankrijk groeit de drang om de eigen identiteit te benadrukken, gekoppeld aan een ontwikkelingsstrategie voor het regionale toerisme. Nog niet zo lang geleden heeft de regio zijn toeristische troeven ontdekt. Twee jaar terug publiceerde Jean-Michel Dewailly zijn doctoraatsstudie van 1.160 pagina's over Tourisme et loisirs dans le Nord/Pas-de-Calais, waarin voor het eerst een volledig en coherent onderzoek van aanbod en mogelijkheden, en een beleidsstrategie voorgesteld werden. En dat de Rijselnaar Jean-Jacques Descamps staatssecretaris voor toerisme werd, heeft ongetwijfeld dit ontwaken gunstig beïnvloed. Verschillende instanties stellen nu alles in het werk om de zo lang verwaarloosde toeristische sector tot bloei te brengen, en 1988 wordt beschouwd als het testjaar voor het toerisme in beide departementen. ‘De regio aan de man brengen’ is het nieuwe devies, want de Franse Nederlanden worden belangrijk geacht om hun natuurlijke schoonheid, cultuur (gastronomie incluis) en rijke geschiedenis. Een intense en dure informatie- en promotiecampagne, gericht op Noord-Europa, het eigen land én de eigen regio heeft ook tot doel het mistroostige imago, waarmee de regio zit, weg te werken en de wat defaitistische ‘Nordistes’ van hun complexen over de eigen geboortestreek af te helpen. In één van de vele brochures wordt hun diets gemaakt hoe rijk hun patrimonium is, en daartoe worden zelfs de Vlaamse Pri- | |
[pagina 139]
| |
mitieven ‘binnengehaald’. Soms wordt de indruk gewekt dat de promotoren aansturen op een rendez-vous met de geschiedenis vóór Lodewijk XIV. Sommigen menen zelfs dat de naam ‘Nord’ onsympathiek en onverkoopbaar is, en er was al enige controverse over nieuwe voorstellen als: Hautsde-France, Néderlandie, Les Pays-Bas français, la Flandre... Maar wat de budgettering betreft is het menens. Voor 1984-1988 was al een budget van 40 miljoen FF (250.000.000 BF / f 14.000.000, -) uitgetrokken om het regionale toerisme te bevorderen, en op 27 april 1987 werd er nog een duitje aan toegevoegd: 25 miljoen FF voor de periode 1987-1990. Want het Noorden ‘verkopen’ betekent vooral ook Europa verleiden. Jaarlijks is de regio doorgangsgebied voor zo ongeveer 20 miljoen reizigers, waarvan 14 miljoen Europeanen. Om die op te houden en te bewegen tot daguitstapjes, weekendtoerisme of korte verblijven moet volgens de verantwoordelijken dringend gewerkt worden aan de toeristische infrastructuur (uitbreiding van logies, modernisering van sommige verouderde kustplaatsen, verbetering van het wegennet... ). Ook de vorming van kaderpersoneel krijgt aandacht. In 1989 zou in Le Touquet een ‘Centre International du Management Touristique’ opgericht worden als verlengstuk van de Rijselse universiteit (Lille III). Dit centrum zou ook uitgerust zijn voor stages en congressen, en taalcursussen zouden deel uitmaken van het studiepakket. De inspanningen voor het regionale toerisme zijn eerst en vooral een antwoord op de crisis van de traditionele industrieën in Noord-Frankrijk. Maar de nieuwe aanpak moet ook gezien worden in het perspectief van de dubbele uitdaging van 1992 en 1993: de grenzenvervaging binnen Europa met toegang tot een markt van 326 miljoen verbruikers, en de realisatie van de Kanaaltunnel met TGV-verbinding naar het centrum van Rijsel, dat één van de Europese kruispunten wordt. Met die nieuwe toestand voor ogen wordt er momenteel gewerkt aan twee megalomane projecten. In de nabije toekomst wordt begonnen met de bouw van Port Jean Bart in Duinkerke, grotendeels met privé-kapitaal. Daar komt een vrijetijdscomplex van 150 hectaren, gewonnen van de zee, met een attractiepark en een infrastructuur die één miljoen bezoekers per jaar kan ontvangen. Door het creeëren van 3.500 nieuwe arbeidsplaatsen zal de crisis van de Duinkerkse scheepsbouwindustrie enigszins verzacht worden. En in Bonen (Boulognesur-Mer) komt als antwoord op de Chunnel een ‘Centre national de la Mer’, dat 140 miljoen FF moet kosten. Er is een politieke consensus om in de ‘Boulonnais’, dat door de crisis hard getroffen werd, het grootste aquaterrarium van Europa te bouwen, dat jaarlijks een half miljoen bezoekers verwacht. En wat met Frans-Vlaanderen, de Franse Westhoek, ‘la Flandre verdoyante et fleurie’? Wordt het de stille ruimte, de oase van het Noorden, én de verwaarloosde hoek? Het is bekend dat het Vlaamse patrimonium in Frans-Vlaanderen zoniet genegeerd, dan toch verwaarloosd werd, en dat men nog niet toe is aan grondige renovatie. Het kasteel van Ekelsbeke kan daarvoor symbool staan. Alleen van de restauratie van molens en kapelletjes werd door privé-verenigingen werk gemaakt. Toch groeit ook in de Franse Westhoek het besef dat men de toerist iets te bieden geeft. Duinkerke, Belle met zijn fusiedorpen, en Waten doen aan toeristische promotie, ook met Nederlandstalige folders. De invloed van de jaarlijkse Frans-Vlaamse Veertiendaagse in Nieuwpoort is onmiskenbaar. Vanuit Vlaanderen, en zelfs vanuit Nederland, is er steeds interesse geweest voor toeristische verkenningen van Frans-Vlaanderen, en dan hebben we het niet over picon- of Bokrijktoerisme. Met dat nabuurtoerisme uit het Noorden wordt nu ook rekening gehouden in Noord-Frankrijk, want sinds begin 1987 zijn er bij de toeristische diensten in Rijsel Nederlandstalige brochures te verkrijgen.Ga naar eindnoot(1) En voor wie begeleiding met diepgang wil, kunnen we twee recente werken aanraden: De Westhoek. Vijfmaal van Gwij Mandelinck (cfr. Ons Erfdeel, jg. 30, 1987, nr. 4, p. 620) en Frans-Vlaanderen. Onbekende schat van Philippe Despriet.Ga naar eindnoot(2) Dirk Verbeke |
|