Ons Erfdeel. Jaargang 31
(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
het Instituut voor Nederlandse filologie samen met de universiteit van Keulen met een academische feestzitting in de stads- en universiteitsbibliotheek de kroon op een reeks manifestaties ter gelegenheid van de 400ste verjaardag van Joost van den Vondel. De viering van Vondels geboortedag heeft in Keulen traditie. In 1887 werd zijn 300ste verjaardag gevierd met een opvoering van Jephta in een vertaling van Lina Schneider, en ook in 1937 werd Vondel met veel luister herdacht door het Deutsch-Niederländische Institut, dat zich in die tijd op zijn hoogtepunt bevond. De festiviteiten van 1987 begonnen, onder het beschermheerschap van de rector en de kanselier van de universiteit van Keulen, de algemeen secretaris van de Taalunie, de burgemeesters van Keulen, Amsterdam en Antwerpen en de ambassadeur der Nederlanden, op 28 augustus 1987 met de vernissage van de tentoonstelling Muß; sehnend ich doch schaun nach Köln, der Vaterstadt, die mich geboren. Joost van den Vondel. Köln 1587-1679 in het stedelijk museum van Keulen. Op 6 november 1987 verhuisde deze tentoonstelling naar de stads- en universiteitsbibliotheek. De belangstelling van het Keulse publiek was opvallend. Zelfs de televisie wijdde enkele minuten aan het gebeuren en daarmee bereikte de dichter uit de 17e eeuw de grote media. Daarvan hebben onze moderne auteurs enige tijd geleden, tijdens de ‘Begegnungen’, in de meeste gevallen alleen maar mogen dromen. Vondel is blijkbaar een onderdeel van het Keulse cultuurlandschap geworden. Vijfenzestig jaar geleden werd het Nederlands als vreemde taal opgenomen in het programma van de universiteit van Keulen. Bovendien viert het instituut Nederlands - Prof. Dr. P. Vermeeren hield in 1967 zijn inaugurale rede - met zijn ondertussen bijna 400 studenten dit jaar zijn twintigjarig bestaan. De academische feestzitting op 17 november 1987 stond uiteraard ook in het licht van deze jubilea. Als gastheer ontving de rector zowel de Nederlandse minister van W.V.C., E. Brinkman, als de algemeen-secretaris van de Taalunie O. De Wandel en de burgemeester van de stad Keulen, mevrouw Gepa-Maybaum. Er waren nog tal van Nederlandse, Belgische en Duitse hoogwaardigheidsbekleders aanwezig. Tijdens de viering werd de laureaat van de vertaalwedstrijd, de heer Brincker, bekroond voor zijn vertaling van de Olyftack aan Gustaaf Adolf uit 1632. Centraal stond verder de overhandiging van de eerste exemplaren van de opstellenbundel: Jetzt kehr ich an den Rhein, waarin de teksten van de voordrachten die tijdens het Vondelsemester in Keulen gehouden worden, verzameld werden. In zijn rede wees minister Brinkman op de maatschappelijke en politieke betrokkenheid van Vondel en schetste hem als man van en te midden in zijn tijd. Hij noemde de viering in Keulen niet alleen een uiting van de momentane hausse in de Vondelwaardering, maar ook een duidelijk teken van het feit dat Vondel grenzen overschrijdt. Oscar de Wandel, algemeen-secretaris, heeft in zijn toespraak van de gelegenheid gebruik gemaakt om voor het eerst voor een groot Duits publiek rol en betekenis van de Taalunie te verklaren. Uitvoerig ging hij verder in op de relatie tussen culturele en economische belangen. Uiterst belangrijk voor de Duitse toehoorders was zijn beschrijving van het toekomstig buitenlands beleid van de Taalunie. De plaats die de Bondsrepubliek en haar 26 docentschappen daarin zullen innemen, werd uitvoerig toegelicht. Aan de docentschappen waar op wetenschappelijk niveau en als hoofdvak de Neerlandistiek wordt bedreven, zal blijkbaar niet worden getornd, maar er zal gestreefd worden naar een hechtere samenwerking tussen de grote centra en de overige docentschappen. De eigenlijke academische feestrede hield Prof. Dr. K. Langvik-Johannessen. De Neerlandicus uit Oslo ging op zoek naar de betekenis van uitspraken van grote Duitse Literatuurwetenschappers als Alexander Baumgartner, Reinhold Schneider en Wolfgang Kaiser, die in Vondel een van de grootste dichters uit de wereldliteratuur zien. Hij stelde Vondel voor als de typische barokdichter die in zijn tragediën, als geen ander, barokke tegenstellingen als middeleeuwen-renaissance, hemel-aarde of objectiefsubjectief wist te integreren. De feestredenaar liet zich echter niet door zijn bewondering overweldigen en vergeleek aan het einde van zijn voordracht Vondel met Rubens, die door de kunsthistoricus Wilhelm Hausenstein ‘die Normalität des Barock’ genoemd werd. Met deze dubbelzinnige uitspraak sloot hij het belangrijkste gedeelte van de Vondelviering in Keulen af. Herbert van Uffelen | |
Literatuur:Jetzt kehr ich an den Rhein. Een opstellenbundel bij Vondels 400ste geboortedag. Red.: h. vekeman en h. van uffelen. Verkrijgbaar hij: Continent Books, Brouwersgracht 288, 1013 HG Amsterdam, of bij de boekhandel. |
|