alle tijden is - wordt geprojecteerd tegen een klassieke achtergrond.
Don Hernàn Cortés, de machtige christelijke veroveraar van Mexico, bevindt zich in een gelijksoortige situatie als Aeneas, maar Willy Spillebeen heeft ditmaal het thema nog uitgebreid, aangezien hij niet alleen de gewetensstrijd van Cortés verhaalt, maar ook de ondergang van de Azteekse cultuur als gevolg van een botsing tussen twee levensvormen. Getuige van dit alles is het jongetje Orteguilla, de latere padre Ortega, dat als pleegzoon van Cortés de ongenadige Conquista heeft meegemaakt en als page van Montezuma, de ondergang ‘van één man, die een stad en een volk is geweest’ (p. 8). Maar alvorens te sterven onder het zwaard van een woedende Cortés, heeft Montezuma voorspeld dat de vloek van Mexico de grote veroveraar zou treffen, waarna Cortés de stad van de Azteken heeft verwoest en de bewoners heeft uitgemoord. Een daad die hem later altijd heeft berouwd. Het afschuwelijke geweld dat daarbij werd gepleegd, was overigens ook al aanwezig in het jeugdboek De hel bestaat (1984).
Maar in 1547 is Cortés, destijds een van de machtigste leiders, stervende - hij lijdt aan dysenterie - en hij wil in het reine komen met zijn verleden vol bloederige moordpartijen en intriges, en vooral met zichzelf. Samen met padre Ortega wil hij die hel opnieuw doormaken, want na al die jaren is hij gaan twijfelen aan de zin van wat eens zijn heldendaden zijn geweest. Om zijn voorbije leven weer op te roepen en om vergiffenis voor zijn zonden te krijgen, laat hij padre Ortega ontbieden, die evenwel zelf door de spoken uit dit gemeenschappelijke verleden wordt achtervolgd. Zeer tegen zijn zin begeeft Ortega zich, moe en ziekelijk, naar Cortés en gedurende vijf dagen zullen zij de hel van de Mexicaanse verovering herbeleven, waarbij de spanning tussen beiden hoog zal oplaaien. Want Cortés wil via de vergeving van zijn misdaden - gepleegd uit zucht naar macht, rijkdom en aanzien, en in de naam van God - eigenlijk de rechtvaardiging van zijn handelwijze krijgen, terwijl Ortega steeds meer in een gewetensconflict terechtkomt: kan hij barmhartigheid betonen tegenover deze man die hij ooit heeft bewonderd maar die nu zijn afkeer opwekt, of moet hij Cortés de volle verantwoordelijkheid laten dragen? Ortega wordt daarbij wel zwaar op de proef gesteld, want hij komt nu zelfs te weten dat zijn wrede en moorddadige vader door Cortés werd vermoord, opdat deze zijn mooie moeder zou kunnen bezitten. Zijn gewetensstrijd doet padre Ortega uitgroeien tot de echte hoofdfiguur van het boek en het zal zelfs zo ver komen dat hij zijn geloof in God verliest.
Het hele verhaal wordt verteld vanuit wisselende vertelstandpunten, waardoor eenzelfde gebeurtenis soms op verschillende manieren wordt bekeken: nu eens afstandelijk, in de hijvorm, en dan weer heel persoonlijk, in de ik-vorm. Ook deze techniek werd door Spillebeen al eerder toegepast in De levensreis van een man. Maar de levensreis van Cortés leidt regelrecht naar ‘de val’, die na de hoogmoed komt. Niet alleen blijken de zonen van de conquistadores later geen enkel respect meer te kunnen opbrengen voor de overwinningen van de vaders - en Cortés is een vaderfiguur bij uitstek, net als Montezuma - maar de vertwijfeling waaraan Cortés ten prooi is, betekent voor hem ook een figuurlijke, bijna symbolische val. De vloek van Montezuma?
Cortés ‘biecht’ de ene gruweldaad na de andere aan padre Ortega: ‘Het lang geledene is alleen maar bezonken, padre, er is weinig nodig om het weer op te doen wolken, zodoende kunnen we het water zuiveren. Alles vloeit, alles is ook vloeiend en door het te doen opwolken vloeit het vuil mee’ (p. 97). Maar hij is te trots om echt berouw te tonen,
Willy Spillebeen (o1932).
‘mannen van zijn soort verander je niet, dat is hun sterkte, maar ook hun onuitstaanbaarheid’ (p. 206). Cortés blijkt weinig te hebben geleerd van zijn vroegere fouten, want ook nu nog wil hij zijn dochter, Juanita, tegen haar zin een huwelijk uit berekening laten sluiten, iets wat Ortega (die eigenlijk zelf van Juanita houdt) tevergeefs tracht te beletten. Zelf heeft Cortés, net als Aeneas, zijn echte liefde verdrongen omwille van de nagestreefde macht. Als de dochter uiteindelijk, in wanhoop, voor zelfmoord kiest, dan komt het geen moment in Cortés op dat
hij in feite daarvan de schuld is; neen, hij is al opgelucht dat de hertog aan wie Juanita uitgehuwelijkt was toch nog de voorwaarden van de overeenkomst wil naleven. Op dat ogenblik komt Ortega tot het besluit dat het de mens is die verantwoordelijkheid draagt voor zijn individuele daden en houding, en niet een of andere door hem zelf in het leven geroepen God.
Cortés sterft eenzaam en verlaten en zonder goddelijke absolutie, als slachtoffer van zijn eigen genadeloze drang naar macht en goud. Maar voor Ortega is het innerlijke conflict niet ten einde. Ongeveer twintig jaar later, in 1568, wordt hij opnieuw voor een opdracht weggestuurd, ditmaal naar Martin, de bastaardzoon van Cortés, die door de Inquisitie als ketter zal worden verbrand. Uit reactie tegen zijn vader heeft Martin immers voor het Azteekse geloof van zijn moeder gekozen, in wie hij nu het