Harry Scholten
Hoe het te rijmen valt
In 1987 stierf onverwacht de in 1936 geboren Harry Scholten. Scholten heeft verschillende wetenschappelijke publikaties op zijn naam staan, onder meer over het tijdschrift De Gemeenschap en het werk van de Vijftigers. Toch zag hij zichzelf in de eerste plaats als dichter, zij het dat hij zich wel eens als ‘minor poet’ aanduidde. In 1962 verscheen zijn eerste bundel, Water in zicht, elf jaar later gevolgd door Een zakdoek in de oceaan. Vlak na zijn overlijden bracht uitgeverij De Prom Hoe het te rijmen valt uit.
Reeds in Water in zicht kwam duidelijk het thema van het katholicisme naar voren, dat ook in andere bundels een belangrijke rol speelt. In Een zakdoek in de oceaan wordt dit thema relativerender uitgewerkt dan in de eerste bundel het geval was. De ‘sensus catholicus’ blijkt met de geur van soep gerelateerd te kunnen worden en op de vraag ‘waarom, mijnheer, noem ik mij katholiek’ volgen andere antwoorden dan Anton van Duinkerken in zijn befaamde ballade met bijna gelijkluidende titel formuleerde. Een van de antwoor den verwijst naar ‘jeugdsentiment’: de herinnering aan een schoenmaker die wel eens in de kerk mocht invallen voor de echte organist. De titel van Scholtens gedicht is overigens een treffend voorbeeld van het spel dat Harry Scholten menigmaal speelt met bestaande uitdrukkingen en zegswijzen. Van Duinkerkens gedicht heeft in de titel ‘daarom’; door een minieme verschuiving geeft Scholten aan dat in zijn katholiek beleven de vraag zelf een rol blijft spelen. Van het militant beleden katholicisme dat Scholten had ontmoet in het werk van sommige Gemeenschap-auteurs moet hij weinig weten; evenmin voelt hij affiniteit met een bepaald slag mensen-met-goede-bedoelingen dat de bloemrijke taal waarvan het christendom zich bedient, vervangen wil zien door modieus taalgebruik, waarmee ze god en heiligen voor hun eigentijds karretje willen spannen. In Hoe het te rijmen valt moet dit soort geloofsbeleving het menigmaal ontgelden.
Eeuwenlang hebt ge Sterre der Zee geheten
‘gewoon een solidaire vrouw’ zijt gij nu
zo zout hebt ge het nog nooit hoeven eten
wees gegroet, Maria, en de Heer zij met U
Dit Ave Maria maakt deel uit van de derde afdeling van de bundel, waarin gedichten zijn ondergebracht die relatie onderhouden met het rooms-katholicisme. In de eerste van de vier afdelingen, Du holde Kunst staat het schrijverschap centraal. Scholten schuwt de polemische toon niet als hij verwijst naar dichters die zich hullen ‘in waarheden over / eigen gang van het gedicht, eigenzinnigheid / die de dans ontspringen doet met stok of tover / staf waarmee woorddronkenschap zich binnenleidt’. Overtuigender dan het gedicht Titanisch, waaruit ik citeerde, vind ik Aan de vleugel, waarin de schrijver wenst ‘begeleider van poëzie’ te zijn. Een figuur waarin we de
Harry Scholten (1936-1987).
pianist kunnen herkennen die de zanger van Schubertliederen begeleidt. Maar in dit gedicht doet de begeleider heel wat meer. Hij houdt de poëzie in toom
dat zij niet schmieren gaat
of taalt naar te grote zaal
Dat de begeleider van poëzie uiteindelijk de dichter zelf blijkt te zijn, zien wij in de laatste strofe:
en o, dat bezoeker huiswaarts gaand
zich verstrikt in het wegennet
of bijna onder de tram geraakt:
had nogal op begeleider gelet
In Een zakdoek in de oceaan deed het thema van oorlog en verzet zijn intrede. Het thema wortelt onder meer in een biografisch gegeven: de dood van een in de oorlog ondergedoken broer, die na verraad naar een concentratiekamp werd weggevoerd. De gedichten waarin deze broer een rol speelt, behoren tot de beste in Harry Scholtens werk. Opvallend is steeds de ingehouden wijze waarop het gegeven wordt behandeld. In de tweede afdeling van Hoe het te rijmen valt lijkt het gedicht Rode Steen een gezellig familie-uitstapje te beschrijven maar in werkelijkheid zijn het bezoek en het gedicht een eerbetoon aan de broer.
het is wel te kruipen zei de man
toen ik vroeg of het te lopen was
rechtdoor tot je niet verder meer kan
daar is het, en zo was het en zo kroop
bloedverwantschap bijeen tot Rode Steen