Uit: Het huwelijk, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987.
[pagina 70]
[p. 70]
Het gebit
Heilige morgen. Hij voelt zich herboren.
In de badkamer schept hij het licht.
Het lichaam loost plechtig zijn dromen.
Kalm gooit hij de nacht van zich.
Naakt. De buik nog lauw van haar zweet.
De vuisten hard in het ijskoude water.
Zijn oog tart de spiegel. Het beeld
wrijft zich helder en schoon. Vastberaden
neemt hij het glas, het glinsterend gebit.
Tergend langzaam kraken de treden.
Beneden de vrouw, gedoken van schrik.
Hij grijnst, schikt de tanden nog even.
Uit: Het huwelijk, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987.
[pagina 71]
[p. 71]
Misverstand 3
Mijn vrouw is getrouwd met een dichter,
al had zij de zaak heel anders gepland.
Zij dacht aan een vader, een minnaar, een man.
Hij schrijft. Verder zijn er geen plichten.
En zelden is meer dan zijn lijf in bed,
mager en bleek in zijn eenzaam verlangen.
Soms staat hij op om een woord te vervangen,
verandert ‘geliefde’ b.v. in ‘slet’;
en likt zich de lippen, zelfvoldaan.
In gemeenschap wordt niets ondernomen.
Wel mompelt de vrouw af en toe in haar dromen, ontregelde praat, door geen mens te verstaan.
Uit: Het huwelijk, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987.
[pagina 72]
[p. 72]
Apocalyps
De Engel stak de bazuin. Het werd stil. Een grote aanwezigheid vulde de straat. Toen stelde de heer zijn poëtische daad: hij toonde de hemel zijn machteloos lid.
Etalages doofden hun schaamteloos licht, in stilstaande auto's werd haastig gebeden. De maan steeg op. De hemel werd gif. Eerbare vrouwen scheurden hun kleren
en gaven zich over, de dood in de mond. Alleen de heer bleef volstrekt onbewogen, betastte zichzelf zonder enig gevolg, behalve afwezigheid diep in zijn ogen,
en die volstond.
Uit: Het Huwelijk, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987.
[pagina 73]
[p. 73]
Toch
Vindt je vrouw dit leuk? vroeg de vriend
aan wie hij zijn verzen liet lezen.
Hij zocht een excuus. Het was er niet.
Er stond wat er stond. Met reden.
Toch bleef hij en wist niet waarom.
Hij miste niet langer het stof op de wegen
en verre vrouwen alleen voor de vorm.
Ik heb je lief. Hij sprak het uit in de leegte,
want als zij keek klonk het dik op de tong,
als een excuus voor jaren gewenning.
Toch was zij de enige die niet volstond.
Poëzie is een daad van ontkenning.
Uit: Het huwelijk, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987.