Ons Erfdeel. Jaargang 31
(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Klaas Gubbels (o1934). Foto: Jan Henderikx.
| |
[pagina 53]
| |
Het leven van Klaas Gubbels
| |
LesgevenAl jarenlang geeft Gubbels één dag in de week schilderen aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Over dat lesgeven zegt hij het volgende: ‘Het niet schilderen is veel vermoeiender dan het schilderen, veel vermoeiender. Want dat zie ik nou met het lesgeven op de academie, het is me een godsraadsel hoe die jongens kunnen schilderen zo van 9 uur tot half 5. 't Is me een raadsel. Ik heb wel eens klassen gehad, die schilderden in alle pauzes door. En toen heb ik geleerd dat ik ze vaker naar de kantine moet sturen, dat ik ze vaker moet laten relaxen, om geconcentreerder te gaan schilderen.Ga naar eindnoot(1) Een manier van lesgeven die de persoon van Gubbels en zijn manier van werken vrij precies typeert. Sprekend over zijn schilderijen maakt hij voortdurend omtrekkende bewegingen, probeert het gesprek op andere onderwerpen te brengen, gaat telefoneren of koffie zetten. Je mag aannemen dat hij zo ook schildert. Om de gewenste concentratie te bereiken streeft hij ernaar om elke dag om tien uur 's morgens op zijn atelier te zijn. Hij benadert zijn schilderijen tijdens het maken net zo omzichtig als tijdens het spreken erover. Het is bij hem een proces van kijken, wachten, om het schilderij heenlopen en op het juiste moment toeslaan. ‘Dat moment kan je nooit bepalen. Je komt binnen, je begint een beetje te kijken, je probeert niet naar je schilderijen te kijken. Je probeert een beetje de boel te ontwijken. Je gaat wat klungelkarweitjes doen en dan voorzichtig ga je eens een blik werpen, gewoon, op je schilderijen. Je probeert zo onbevangen mogelijk te kijken. En dan wacht ik net zo lang tot ik het zie.’Ga naar eindnoot(2) | |
[pagina 54]
| |
Klaas Gubbels, ‘Co's lof’, olieverf op doek, 1982/83.
| |
TafelsKlaas Gubbels schildert al sinds jaar en dag tafels. Hij is een uitgesproken stillevenschilder, die in de manier waarop hij aan zijn onderwerp vasthoudt te vergelijken is met de Italiaanse schilder Morandi. Zelf zegt hij over het thema tafels dat hij het geluk heeft gehad al vrij snel de ‘sterkste vorm die in mij zit’ gevonden te hebben. Er is al veel gezegd over het thema tafels in verband met het werk van Gubbels. De betekenis van het onderwerp tafels moet naar mijn mening echter niet al te zeer overschat worden. Natuurlijk is het zo dat een groot deel van het leven van Gubbels zich afspeelt aan tafel. Hij eet, schaakt, drinkt en praat met vrienden en dat alles rond de tafel. Hij gebruikt de tafel echter niet zozeer als onderwerp, als thema, maar vooral als vorm. Gubbels is een echte Rotterdammer, in die zin, dat hij het allemaal het liefst zo gewoon mogelijk wil houden. Zoals de meeste Rotterdammers houdt hij niet van opschepperij. Hij wil zijn onderwerpen dan ook zo onopvallend mogelijk laten zijn, vrij van zware symboliek. Tafels voldoen daar volkomen aan. Iedereen heeft in zijn leven met tafels te maken en niemand vindt dat een gewichtig voorwerp. Ook de andere voorwerpen in de schilderijen van Gubbels zijn alledaags: pijpen, schaakborden, peren, koffiekopjes en koffiepotten. De voorwerpen mogen blijkbaar niet de aandacht afleiden van de uiteindelijke vorm van het schilderij. Alles op het schilderij speelt zich af op en rond de tafels. De tafel is het centrum van de compositie. Dat is natuurlijk een beperking, maar een beperking met vele mogelijkheden zoals Gubbels heeft laten zien. Op het eerste gezicht zien de schilderijen er heel ‘gewoon’ uit. Als je jezelf echter de tijd gunt en iets langer dan gewoonlijk blijft kijken naar zijn schilderijen krijgen de tafels ieder hun eigen karakter. Het is Gubbels gelukt de tafels een eigen persoonlijkheid mee te geven. Er zijn wandelende, agressieve, vrolijke, melancholieke, sadistische, maar ook ronde, koffie- of schaaktafels. Er zijn ook tafelzitters: vrouwen, vaak in uitdagende houding, zittend met de benen wijd op een tafel, soms op een tafel met scherpe punten, zodat het schilderij wel zeer sadistische trekken krijgt. Over dat sadisme zegt Gubbels in een interview met zijn galeriehouders: Eva: Heb je ooit verteld hoe je aan die Kroontafels komt? Die punten, zijn dat voorwerpen op tafel die langzamerhand tot punten zijn geabstraheerd? Klaas: Nee, Nee, die punten zijn ontstaan, denk ik toch, uit een soort agressie... of gemeenheid. Eva: (verbaasd) Oh... Je gebruikt ze heel vaak. | |
[pagina 55]
| |
Klaas: Ja, vooral als ik iemand er met zijn rug op leg. Eva: (lacht) Oh, dat is sadisme! Klaas: Ik vermoed zo iets. Eva: En dat voel je er wel bij, voel je dat het pijn doet als je iemand zo schildert? Klaas: Ja. Ik ben ook een van de weinige mensen die graag naar de tandarts gaan. Als die in mijn tandvlees snijdt, dat vind ik heerlijk. Of met dat haakje in mijn tanden. Ik ben bang voor de dokter en de tandarts vind ik heerlijk. Eva: Dat had ik altijd al willen vragen, dat van die punten... Klaas: Een soort agressie of vijandigheid, dat is het denk ik. Stekeligheid. Ik kom altijd aardig over, maar ik ben dat ook erg... eh.., dat ben ik ook niet. Ik heb altijd heel sterke grenzen. Als ik iemand niet mag, dan laat ik dat duidelijk merken, op het vervelende af. (zwijgt en lacht dan). Nee, er zit meer achter dan je ervan af ziet!Ga naar eindnoot(3) | |
SchilderenAfgezien van bovengenoemde thematiek is het schilderen natuurlijk van groot belang, of ook alweer, het bijna ‘niet’ schilderen. Gubbels schildert met zoveel reserve en soms zo geconcentreerd dat het kan gebeuren dat er een tekening op het doek overblijft, zoals in Co's Lof uit 1982/83. Hij beschouwt zichzelf in de eerste plaats als schilder. Hij bewondert de schildertechniek van schilders als Leger, Goya, Rembrandt en De Kooning. De vrouwfiguren in zijn werk zijn duidelijk terug te voeren op de vrouwfiguur in de schilderijen van De Kooning. In zijn eigen schilderijen zijn in de verf vaak sporen van onderliggende schilderijen terug te vinden. Het schilderij mag er niet te gemakkelijk geschilderd of juist te moeilijk uitzien, vindt Gubbels. Om precies het evenwicht tussen die twee te bereiken is concentratie vereist. Een concentratie die hij nu, na jaren,
Klaas Gubbels, ‘Hommage aan Morandi’, olieverf op doek, tweeluik, 120 × 160 cm, 1970, Gemeentemuseum Arnhem.
Klaas Gubbels, ‘Gabriel’, olieverf op doek, 1984.
gemakkelijker kan opbrengen dan in het begin van zijn loopbaan. Net als met verf gaat Gubbels spaarzaam om met kleur. Pas na lang kijken bemerkt de toeschouwer | |
[pagina 56]
| |
Klaas Gubbels, ‘Dubbele tafel naturel’, olieverf op doek, 100 × 100 cm, 1980.
vaak een heel scala aan kleur in het schilderij, nét onder het oppervlak. Gubbels blijkt dan een echte colorist te zijn. Het kost hem geen moeite een verleidelijk schilderijtje te maken, maar dat vindt hij te gemakkelijk en geen uitdaging. Vandaar dat de kleur zoveel mogelijk
Klaas Gubbels, ‘Uit de tenen’, olieverf op doek, 1984.
wordt weggeschilderd zodat de uitdaging voor hem én voor de beschouwer blijft bestaan. Op alle niveau's doen de schilderijen van Gubbels zich op het eerste gezicht dus voor als eenvoudig, mooi en toegankelijk. De onderwerpen, de vormen en de manier van schilderen zijn bewust zo gebruikt. Bij nader inzien echter valt er heel wat meer te beleven. De vele details houden de beschouwer lang geboeid; details in de vormen en vooral in de gevoelige, subtiele manier van schilderen. De eerste aanblik en de onderwerpen op de schilderijen blijken zo een schild te vormen waarachter zich de stemmingen en het ware karakter van Gubbels openbaren. Hij geeft die echter alleen prijs aan diegenen die daar de nodige moeite voor willen doen, zodat de schijnbare openheid uiteindelijk nog een betrekkelijke geslotenheid blijkt te zijn. En tenslotte blijft er dan een beeld op het netvlies van een oeuvre waarin zich een heel leven spiegelt: het leven van Klaas Gubbels. |
|