| |
| |
| |
Guillaume van der Graft
‘Ford!’
De dingen zijn 't onderdanig zijn moe.
Zij hebben ons met hun dood ingenomen.
Enkel in de diepe liften der dromen
dalen wij snel weer naar het leven toe,
maar zonder dat het helpt. Wij zijn geboren,
wij zijn getogen en wij zijn bewust.
Wij hebben zelf de dingen toegerust
zodat zij nu niet meer aan ons behoren
maar aan zichzelf. En wij aan de eenzaamheid,
gevangen tussen de betonnen wanden
van liftkokers, grijs als gesleten tanden:
de dingen waar langzaam 't glazuur afslijt.
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
| |
| |
| |
Guillaume van der Graft
Hallelujah
Laten we zingen dat het een aard heeft
laten we zingen tegen de helling
tegen de lange duur van de dingen
tegen de jaren, laten we zingen
over het water aan de lippen
goed zei de vogel ik zing
waartegen vroeg ik waartegen
daar weet ik niet van zei de vogel
tegen het onweer dat rolt langs de wegen
tegen de branding in de lucht?
laten we zingen zei ik laten
we zingen, laten we niet praten
goed zei de stem uit de huizen
waartegen vroeg ik waartegen
de huizen zwegen verveeld
tegen de ruimte drong ik aan
tegen de zee en het Oneindige
maar de huizen gingen staan
langs de weg waar ik langs moest gaan
tegen het praten en het zwijgen
tegen de stilte die de aarde maakt
laten we kinderen krijgen
| |
| |
ik ging met mijn liefde rond
als de hond van een straatmuzikant
en iedereen maakte zich van kant
met een cent of een pepermunt
ik vroeg het aan God die zweeg
de hemel die wist van niets
het licht sprong op een fiets
het bleek wel rond te zijn
maar ik verstond het niet
Dan zal ik roepen tegen de mensen
laten we zingen tegen de zee
daar had ik misschien mee moeten beginnen
laten we zingen zing dan mee
tegen het geld en tegen de goden
laten we zingen voor de doven
laten we niet meer heersen en praten
de eersten worden toch de laatsten
laten we zingen zeg ik: O mijn -
O mijn tong Daniël in de kuil
tussen de tanden van de leeuwen
laten we zingen laten we strelen
laten we eten en drinken en spelen
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
| |
| |
| |
Guillaume van der Graft
De derde waarheid
De dichters alleen zeggen de waarheid
die onbedwingbaar is, haar eigen
afmetingen meebrengt en in de vormen
zoals die jarenlang geworden zijn
niet leven kan. De dichters
die droeve anarchisten van de blijdschap
vernielen alle muren die in taal
zijn opgetrokken, maken van de wereld
een groot venster op het zwarte heelal
waarbij de bomen weer verschrompelen
tot kiemen op de tong van de wind
waarbij de sterren uitgroeien tot vijvers
en de mensen zijn scholen
kleine doorzichtige vissen
en rennen door mijn ogen heen en weer.
De dichters liegen de taal uit elkaar
van de vereenzaamde dingen
vreemde uitkomsten verrukken ons
maar wie zich niet opgeeft wordt gepijnigd.
Nee, de dichters roepen de zee te voorschijn
die overal in verborgen ligt
en doen de huizen blank staan
van wat allang overwonnen was,
zij willen niets liever dan de vloed
oproepen, tot de waarheid
iedereen aan de lippen komt.
om ook aan deze waarheid te ontkomen
die weer zacht wordt als aarde en bloemen
wanneer men haar met blote voeten betreedt
en die de derde waarheid is te noemen.
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
| |
| |
| |
Guillaume van der Graft
Van de mens op aarde
Een mens te zijn op aarde
die 't ons heeft voorgedaan.
Een mens te zijn op aarde
een mens in wind en vuur.
Een mens te zijn op aarde
dat is de dood aanvaarden,
Gij die ons hebt geschapen,
die dood en leven scheidt,
Uit: Verzamelde gedichten, Bosch & Keuning, Baarn, 1982.
| |
| |
| |
Guillaume van der Graft
Hymnologisch
Kom door die doodstof heen,
trillend van top tot teen
in mijn eigen stem staan,
laat het zwijgen vergaan.
Uit: Winter en later, de Prom, Baarn, 1984.
|
|