Vlamingen over Multatuli
Binnen het rijkgeschakeerde aanbod van literaire en algemeenculturele tijdschriften kennen we in ons taalgebied sinds een aantal jaren ook periodieken die gewijd zijn aan één auteur, zoals Gezelliana, Over Multatuli, de Vestdijk- en de Achterbergkroniek. Zij stimuleren ongetwijfeld het verdere onderzoek naar het werk van de betrokken auteur en bieden daarnaast ruimte aan bijdragen die in de algemeenliteraire tijdschriften niet zo gemakkelijk aan bod komen. Met een eigen tijdschrift bestaat de mogelijkheid veel dieper in te gaan op detailkwesties, aandacht te besteden aan achtergronden (al dan niet van biografische aard), plaats in te ruimen voor foto's en andere illustratiemateriàal, anekdotes en marginalia. Soms gaan de medewerkers zeer uitvoerig op details in, waardoor deze tijdschriften niet primair mikken op een breed literair geïnteresseerd publiek, maar op een beperkte groep van kenners en specialisten. Daar staat tegenover dat het werk en de schrijver zeer gedegen in kaart wordt gebracht. Gezien het formaat van deze schrijvers en de complexiteit van hun werken kan men dat slechts toejuichen.
Van Over Multatuli verschijnen twee (boek)deeltjes per jaar onder redactie van Eep Francken en Em. Kummer. Gastredacteur Philip Vermoortel stelde een speciaal nummer samen onder de titel Vlamingen over Multatuli. Het bevat bijdragen van Karel Wauters, Vermoortel, Marcel Janssens, Hugo Bousset, Martine de Clercq en René Vanrusselt. Of alle bijdragen de Multatuli-studie zoveel verder helpen, betwijfel ik. De beste stukken komen van Bousset en Vermoortel, de andere artikelen blijven in meerdere of mindere mate achter in kwaliteit.
Karel Wauters gaat Mutatuli's houding tot en diens affiniteit voor poëzie na. Voor de dichtkunst heeft hij weinig belangstelling gehad. Wel bekritiseert hij de dominee-dichters van die dagen door een onderscheid te maken tussen dichters en verzenmakers. Wauters constateert een ‘tekort aan authentieke dichterlijke sensibiliteit, aan gevoeligheid voor de lyrische mogelijkheden van het dichterlijke woord’ (p.8.). Daarmee brengt hij echter geen nieuwe inzichten naar voren. Batavus Droogstoppel, de zelfgenoegzame figuur uit Max Havelaar is het onderwerp van Janssens bijdrage. Hij analyseert de spreekstijl van Droogstoppel en gaat op zoek naar de achterliggende mentaliteit. Janssens voegt niets toe aan het bekende beeld van deze makelaar in koffie dat zich kenmerkt door bekrompenheid, zelfingenomenheid, schijnbare intelligentie, ‘maar in wezen dom en hatelijk schijnheilig’ (p. 48). In ‘Het paard van Troje’ onderwerpt Hugo Bousset de structuur van Max Havelaar opnieuw aan een nader onderzoek, waarbij hij zich vooral richt op de figuur Stern. De analyse