leronde zelfs een nieuwe vleugel aangerukt! Krachtpatsers als de 23-jarige Hongaar György Oravecz of de 25-jarige Argentijn Horacio Sergio Gagliaro kwamen ver maar haalden de finale niet. Ook de kanshebbers als de Hongaar Kereskedö en de Pool Radzowonowicz sneuvelden in de laatste voorronde. Begrijpelijk in zoverre dat de eerste niet zozeer uitblinkt in Liszt, maar meer een klassiek bezonken pianist is die ongetwijfeld zeer hoge ogen gooit in een late Beethoven, een melancholieke Schubert of een bezonken Brahms, terwijl de Pool Liszt vertolkt als geldt het Chopin.
Maar jury-voorzitter André Jurres en leden John Bingham, Arnold Cohen, Mikos Forrai, Andrzej Jasinski, Louis Kentner, Michael Voscresenski, Daniel Wayenberg en Jan Wijn hebben het om meer redenen niet gemakkelijk gehad, bijvoorbeeld ook omdat vele kandidaten lang niet altijd constant speelden. De Australiër Michael Harvey bijvoorbeeld, overigens een typische Liszt-speler, ontbrak ervaring in het spelen met orkest (Liszt's Tweede Pianoconcert was zijn keus) - de jury honoreerde dat met de vierde prijs - en de Engelse William Stephenson (overtuigend in Liszt's Eerste Concert) had last van een totaal ontstemde vleugel,hij kreeg de zesde prijs. Harvey is virtuozer maar heeft een wat beperkter toucher (genadeloos forte), Stephenson mist ervaring maar heeft soms schitterende momenten. Het publiek riep ‘boe’ en zo hoort het op een concours. Stephenson met zijn zenuwentics en stampen op het pedaal is een tot de verbeelding sprekende verschijning.
De Amerikaan Michael Lewin daarentegen is van het onverstoorbare type. Heel constant spelend, niet zonder grandeur. Eigenlijk vrij onnadrukkelijk, in een brede Russische stijl. In de voorrondes door menigeen niet zo hoog geschat, maar mij viel op dat hij heel wat reserve achterhield. De Peruaan Gustavo la Cruz bijvoorbeeld, vele malen opwindender (maar ook luider) begon beter maar zakte af. De constante Lewin behaalde de derde plaats.
Van 2 tot 14 juni 1986 hadden aldus 36 kandidaten uit 21 landen met elkaar gestreden. Het publiek dronk exclusieve Liszt-wijnen, bezocht een Liszt-expositie (Liszt in Nederland) en had duidelijk andere favorieten dan de jury. Eigenlijk wilde deze geen eerste prijs uitreiken, maar het bestuur zette de jury voor het blok: men had slechts een rangschikking op te geven. Martijn van den Hoek fascineerde minder dan Gregorio Nardi, maar speelde à la Lewin zeer constant, buitengewoon toegewijd, zeer integer. Nardi die al betiteld werd als ‘tweede Pollini’ is nog jong, maar als hij eenmaal speelt telt geen leeftijd, zijn spel is uitermate evenwichtig en vóór alles: elegant-Italiaans.
Wat waren nu mijn favorieten? Met de eerste twee prijzen ging ik graag akkoord. Voorts bekoorden mij de Hongaar Tamász Kereskedo en in iets mindere mate de Pool Karol Radziwonowicz. De eerste laat je meteen rechtop zitten, hij was de enige die met het begin van de Dante Sonate iets wist aan te vangen. Maar zoals gezegd, meer een figuur voor de klassiekere richting. Radziwonowicz is eenvoudigweg als pianist een klasse apart, in zijn vertolkingskunst geloof ik weer minder, de emoties zijn gespeeld: hij stelt vooralsnog pianospelen hoger dan vertolken. Van den Hoek, Nardi, Kereskedö en Radziwonowicz had ik niet willen missen, die hebben me alle vier (om totaal verschillende redenen) een paar weken in de ban gehad. En dat is wat uiteindelijk de bedoeling is. In ieder geval komt er in 1989 een tweede concours. De prijzen zullen hoger worden, de eisen gewijzigd. De vijfde prijswinnaar Michel Bourdoncle (typische vertegenwoordiger van de heldere Franse school) merkte in een interview op dat het geld voor hem minder belangrijk is dan mogelijke contracten, en het is waar: een hoge of een lage prijs is voor een carrière lang niet alles-