Theater
Frans Strijards en Art & Pro
Frans Strijards (34) behoort tot de pioniers van het Nederlandse margetheater. Al vijftien jaar lang zet hij zijn onvrede met het gevestigde en traditionele theater om in uiterst eigenzinnige produkties, die in toenemende mate het toneel zelf tot onderwerp hebben.
Met Art & Pro, zijn eigen adhoc gesubsidieerde groep, pakte hij vorig seizoen de klassieke drama Oidipous aan. Op hilarische wijze ‘bewees’ Strijards dat Sophocles' tragedie een achterhaald detectiveverhaal was (‘Iedereen weet toch al lang wie het gedaan heeft’). Ook aan de psychologische lading zei hij geen boodschap te hebben. Een zoon, die met zijn moeder sliep. So what, er gebeuren tegenwoordig wel ergere dingen. Niets om je druk over te maken.
Zo geformuleerd, klinkt de aanpak van Strijards als een goedkope parodie. Maar het tegendeel is waar: al zijn regies zijn in wezen zoektochten naar de waarachtige of zuivere kunst, naar een theater dat vrij is van - om
‘Hensbergen’, in een regie van Frans Strijards (Foto Reyn van Koolwijk).
met zijn eigen woorden te spreken - kitsch, infantiele mechanismen, de herhalingsdrang en het sentimentele.
Strijards verzet zich tegen de vanzelfsprekendheid waarmee Oidipous als een meesterwerk wordt gezien, een vanzelfsprekendheid die al snel leidt tot even vanzelfsprekende regies, die in feite niets anders zijn dan opnieuw ingekleurde kopieën van voorafgaande produkties. Bewust hanteert Strijards het shockeffect: Zien we eigenlijk wel, wat we altijd gedacht hadden te zien.
Onder het pseudoniem van Cees Cromwijk leverde Frans Strijards eind jaren zeventig zelf een aantal uitstekende toneelstukken af, waaronder De Tranen van de Burgerij en Syndicaat der Teergevoeligen. Met Hensbergen (een plagerij aan het adres van de acteur Lo van Hensbergen, die zich negatief over het werk van Strijards heeft uitgelaten) pakt hij die activiteit opnieuw op. Geïnspireerd door Oscar Wilde's An Ideal Husband schreef hij een conversatiedrama waarin consequent de ingeslagen weg wordt aangehouden: zijn de theoriëen en opvattingen die de afgelopen jaren over toneelmaken in zwang zijn geraakt, wel zo waar en intelligent als ze lijken te zijn?