Isaac Israels
Aan het begin van 1887 verhuist de schilder Isaac Israels om zich uit het ouderlijk milieu los te maken van Den Haag naar Amsterdam. Tweeëntwintig jaar eerder, in februari 1865 was hij daar geboren als zoon van een beroemde vader, de schilder Jozef Israels, bij uitstek een van de representanten van de toen toonaangevende Haagse schildersschool.
In de Tachtiger jaren van de negentiende eeuw zijn het met name de Amsterdamse jongeren, de schilders die zich rond het tijdschrift van de Tachtigers De Nieuwe Gids verenigen, die zich afzetten tegen de geldende normen van de Haagse School. Zij prediken vernieuwing in de vorm van eerlijkheid: l'art pour l'art. Aan de Amsterdamse Rijksacademie was professor August Allebé hun grote inspirator. Isaac Israels ging naar Amsterdam om de lessen van deze bezielende leermeester te volgen. Hij had daarbij het voorbeeld van zijn vriend en collega uit Den Haag: George Breitner. Beiden worden ze nu gezien als de hoofdfiguren binnen de groep van de schilderende Tachtigers, meestal aangeduid als de Amsterdamse Impressionisten.
Op zesjarige leeftijd verhuist Isaac Israels met zijn familie van Amsterdam naar Den Haag. Zijn vader wordt er een van de voormannen van de Haagse School. Men is in de ban van Barbizon en het sociale realisme van een schilder als Courbet. Isaac groeit op met veel kunst, reizen en literatuur. Hij leert de kring van de schilders kennen waar zijn vader deel van uit maakt, maar ook jongeren als Thérèse Schwartze en Etha Fles (later ook beiden leerlingen van Allebé), Breitner, evenals buitenlandse schilders als Manet en Liebermann. Op vijftienjarige leeftijd al begint Isaac te schilderen: familieleden, kennissen en militairen. Zijn werk verraadt groot talent. Van 1878 tot 1880 is hij leerling van de Haagse Academie. In 1882 wordt één van zijn schilderijen tentoongesteld op de Parijse Salon, waar hij twee jaar later bekroond zal worden.
Israels gaat onder invloed van Bastien Lepage steeds meer met een licht palet werken. Daarbij schildert hij ‘plein-air’ maar werkt daarbij, i.t.t. de Franse impressionisten, de compositie zorgvuldig uit in zijn atelier. Vooral vanaf 1887 schildert hij in Amsterdam veel buiten op de wallen. Het straatleven daar boeit Israels, maar echt ‘plein-air’ is het nog niet; hij werkt zijn schilderijen nog op het atelier af. Pas vanaf 1894 doorbreekt hij de kleuren van zijn palet echt en komt er ‘licht’ in zijn werk als hij buiten gaat ‘tekenen met olieverf’ (Wagner) en minder in zijn atelier bezig is, maar de stad als zijn huiskamer en werkplaats gaat zien.
Een bindende factor van Israels met de Tachtigers, de Amsterdamse jongeren rond
De Nieuwe Gids, is de voorliefde voor letterkunde. Met name de
Isaac Israels, ‘Drie meiden op de Prinsengracht’, olie op doek, 140 × 110 cm, ca. 1894.
Franse literatoren als de gebroeders De Goncourt, Zola, Verlaine en Rimbaud bewondert hij zeer. Deze voorkeur deelt hij met schrijvers uit de Beweging van Tachtig als Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos en Frans Erens. Vooral met de laatste onderhield hij een diepe vriendschap; zij maakten gezamenlijk vele reizen, o.a. naar Spanje en Frankrijk.
Vanaf 1904 woont en werkt Israels in Parijs. Ook houdt hij verblijf in Londen en Den Haag. Zijn reislust, immer gecombineerd met een sterke werklust, brengt hem tevens naar Zwitserland, Scandinavië, Italië en Indonesië, telkens op zoek naar de uiteindelijke vorm.
Tot zijn dood, in 1934, ondergaat zijn stijl weinig veranderingen, al wisselen palet en penseelstreek. Hij blijft dé Amsterdamse impressionist.
Onlangs verscheen er een bijgewerkte, tweede druk van de monografie van Anna Wagner over Isaac Israels, een aardig, tamelijk anekdotisch boek. Het Dordtrechts Museum zag daarin aanleiding voor een tentoonstelling. Helaas ontbrak in dit aardig overzicht van het oeuvre een hoeveelheid belangrijke stukken en was er uit de pastels en aquarellen, waarin de kunstenaar zich het treffendst uitdrukte, slechts een bescheiden keuze gemaakt.