Ons Erfdeel. Jaargang 29
(1986)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 762]
| |
Frans Boenders (o1942).
oren klinken. Meer nog dan door zijn boeiende en diepgaande gesprekken met filosofen en geleerden van allerlei richtingen heeft Boenders bij het grote publiek naam gemaakt met een aantal zogenaamde multi-mediale reeksen, waarin radio, televisie en boek samengaan, zoals Filosofie en maatschappij (1975), Denken in tweespraak (1978) en het erg populaire De goden uit het Oosten (1981). Uit deze programma's kwam Boenders naar voren als een veelzijdig geïnteresseerd, erudiet en uiterst begaafd iemand, die bovendien nog over het talent beschikt om zijn gedachten en overwegingen op een behoorlijke manier op papier te zetten. Ook zijn laatste publikatie getuigt van die veelzijdigheid: Tekens van lezenGa naar eind(1) handelt over schrijvers en denkers, maar is in de eerste plaats bedoeld als een boodschap voor de hedendaagse mens die zich bewust is van het dreigende barbarendom en die daartegenover zijn integriteit wil bewaren. De ‘tekens’ die Boenders ons via zijn boek doorseint, verwijzen dan ook naar belangrijke verschijnselen in onze samenleving, waar iedere denkende mens moeilijk omheen kan. Tekens van lezen is duidelijk opgevat als een tweeluik, zonder dat die structuur een breuk teweeg brengt: het eerste deel handelt over schrijvers en literatuur, het tweede over denkers en wijsbegeerte. Het verband ligt voor de hand: ‘Literatuur en wijsbegeerde vormen voor mij twee gebieden van fundamenteel hetzelfde landschap. Zowel de letterkunde als de filosofie kunnen ofwel om zichzelfs wil beoefend worden, ofwel dienen tot verhoogde geestelijke waakzaamheid, dan wel nog een ander prijzenswaardig doel nastreven. Inzicht in, en spelen met een wijsgerige theorie bezorgt een geestelijk genot dat niet wezenlijk verschilt van de diepe ontroering, teweeggebracht door een gedicht, een muziekuitvoering, een schilderij of een roman’ (p. 10). Deze woorden komen uit het inleidend hoofdstukje, heel toepasselijk ‘Bij wijze van voorteken’ getiteld, waarin de auteur niet alleen zijn zienswijze motiveert, maar ook de lezer wil stimuleren tot nadenken over wat hij dagelijks te zien en te horen krijgt. Het is een kritisch stuk waarin Boenders zich tegelijk afzet tegen de vervlakking die onze tijd kenmerkt, tegen het geestelijk barbarendom, tegen de moloch van technocratie en ontmenselijking waarvan we allen het slachtoffer zijn. Het kan dan ook geen toeval heten dat het eerste essay uit de bundel gewijd is aan Maurice Gilliams, de schrijver bij uitstek van de essentie van de dingen, die via observatie en vaak pijnlijk nauwkeurige beschrijving tot het domein van de menselijke geest tracht door te dringen. Dit essay krijgt op die manier ook een symbolische betekenis: wat Gilliams in zijn rijke oeuvre heeft gedaan, doet Boenders nu met andere woordkunstenaars en zo buigt hij zich over Gaston Burssens (die hij heel juist in onze letteren situeert), W.F. Hermans, F.C. Terborgh, maar ook buitenlandse schrijvers komen aan de beurt: G.M. Hopkins, E.E. Cummings, Joyce Carol Oates en de Japanse auteur Mishima, voor Boenders een aanleiding om zijn kennis van de oosterse mystiek op constructieve wijze naar voren te brengen. Het tweede deel van Tekens van lezen handelt over moderne wijsgeren, en het is alweer niet toevallig dat de reeks opent met Wittgenstein, de filosoof die de taal en het denken op een heel | |
[pagina 763]
| |
eigen wijze heeft geanalyseerd. Hoe moeilijk de filosofie van Wittgenstein ook mag zijn, Boenders is erin geslaagd alle filosofische abstracties uit de weg te gaan en een duidelijk beeld te geven van de biografische persoon in de context van zijn oeuvre. Het uitgangspunt is voor Boenders bovendien steeds concreet: een boek waarover hij zelf nadenkt en dat hij, al schrijvend, interpreteerd. Artistieke zorg is hem daarbij niet vreemd: schrijven over schrijvers of denkers is zelf een creatieve, artistieke daad en dient als zodanig ‘verzorgd’ te worden. Boenders sluit zijn reeks opstellen dan ook af met een briljant essay, ‘Kleine variaties op de vorm’, waarin de creativiteit als overwinning van de vorm op de chaos wordt bezongen. ‘Een goede vorm is steeds een geschenk. Men ontdekt hem zoals men een cadeau verkent: voorzichtig uitpakkend, terwijl men onder de verpakking verborgen lijnen en vlakken strelend aftast. Heeft men het laatste omhulsel verwijderd, dan verschijnt meteen het ware uitzicht. Dit is de vorm, en het ogenblik van het inzicht’ (p. 157). Tekens van lezen staat vol met dergelijke geschenken.
Paul van Aken frans boenders, Tekens van lezen, Uitg. Ambo bv, Baarn/Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 159 p. |
|