Ons Erfdeel. Jaargang 29(1986)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 697] [p. 697] [Gedichten] Habakuk II de balker De winter De bonte kraai, de bonthandelaar de zwarte kraai, viller en hakker reizen in de wintertijd boven weg & trein. Het wapen van de winter is klauw & snavel Van honger de steltloper/dorst een groot drinker hangt het uithangbord aan de zwarte herberg. Vliegende poten verlichten zwakjes het landschap Met een molensteen om hun nek de dorpen lezen sprookjes van Hoornroosje en ander droefs. Als droesem liggen de inwoners onderin dat glas dat kraakt en splintert/en boven stilstaande klokken vleugelslag van broeder kraai roert de troebele dronk. Lege beker vind je/lege beker mijn vriend in de zwartgallige winter die de lampen uitgooit en gromt & hikt onder gekantelde tafels. Uit: Uier van t oosten (1970). [pagina 698] [p. 698] Habakuk II de balker Het gloeilampenkerkhof De lampen wachten op de terugkeer van het licht. Weer te branden, weer te hangen! Zij liggen bij de engel van het vingerhoedskruid dat vlamt. Kangoeroe kapotmaker springt ook naar de gloeilamp. Op de lampen stroomt dauw, groene bladschaduw, sneeuw. Zevenmaal wandelt de gelovige vos om de stortplaats en nog flikkeren zij niet, de weggezworven lampen uit de verre ruimten, uit de verre hoogten gekomenen, dienaren van licht en vuur! Nieuw licht in de hoeven bestraalt oude tafels, het zout in de pap; de ijzeren wil. Uit: De gloeilampen De varkens (1972). [pagina 699] [p. 699] Ter Balkt Waar de burchten stonden en de snoek zwom Een sneeuwlaag over de jaren op 't tegeltableau van de velden, jagers en boeren onder loodglazuur. De hoogspanningsdraden zijn barsten. In een kring van dichtslaande deuren liggen de akkers waar de poorten stonden. De torentjes met blauwe leien vielen in achttientweeëntwintig om en de slotgracht knakte de graat van Methusalem de legendarische; zijn jas in kamoeflagekleur loste op in de opdrogende slotgrachten rondom de leien. Aan tegelwanden, snoekgroen, in de hoeven met stenen van de burchten gebouwd staan zijn graten op de plattegronden en gravures van de kastelen. Op de tegels bevroren vissers en jagers, ruiters oud als uranium. Loodglazuur, insnoering loerde op de aan alle haken ontsnapte, tot de dag dat de gracht als een kist sloot het deksel met de breedte van zijn schubben met hierogliefen donkerder en donkerder en zijn woeste roem uiteenviel in lijntjes van ruiters en paarden stilstaand op de bruggen voor de burchten. Uit: Waar de burchten stonden en de snoek zwom (1979). [pagina 700] [p. 700] H.H. ter Balkt Stations en kerkhoven Kwam eens in een donker station met grafschriften volgeschreven: Vertrek van hier, vertrek van hier Ik was wel graag vertrokken want zwart was dat windstrekenhuis Grindpaden drenkten rossige regenbogen Geen herberg, geen hemellichaam - O roetzwarte overkapping als een hoofd ternauwernood in leven Je naam zal mooi in een steen staan met de tijd erbij dat je die trein nam - O dieselmelk van moeder dood Uit: Verkeerde raadhuizen (1986). Vorige Volgende