Het verdriet van Vlaanderen?
Onder de polemische titel Het verdriet van Vlaanderen? gaat een zeer zakelijke en leerzame analyse schuil van wat men de katholieke zuil noemt. Dit is het geheel van religieuze, educatieve, socio-culturele, medische, economische en politieke organisaties die gegroeid zijn vanuit de rooms-katholieke gedachte om de macht van de katholieke partij in Vlaanderen te consolideren, en er, volgens sommige tegenstanders een ‘C.V.P.-Staat’ van te (willen) maken. Het is de niet geringe verdienste van de auteurs, uitgaande van de centrale kern, de katholieke kerk, dat ze de lezer wegwijs maken in dit complexe gebouw met zijn vele vleugels, gangen, onderlinge verbindingen, trappen en verdiepingen geschraagd door zuilen en pilaren en bovenop een handvol koepels bekroond met het kruis dat aan het hele gebouw zijn ideologische betekenis geeft. Hierbij hebben de auteurs niet alleen oog voor de huidige toestand maar geven er ook, waar nodig, een historische verklaring voor. De katholieke zuil zoals wij die nu kennen is immers gegroeid in de laatste honderd jaar. Het eerste hoofdstuk omvat een analyse van de katholieke kerk als religieuze organisatie en haar invloed in Vlaanderen die, al naar de maatstaven die men aanlegt, spectaculair terugloopt (als men het bijwonen van de zondagsmis of het aantal roepingen beschouwt) of ongeveer constant blijft (als men de basisrituelen zoals doopsel, huwelijk en begrafenis onderzoekt). Pertinent is de opmerking (p. 14) dat er ‘een substantiële verschuiving plaats vond van het begrip “katholiek” naar het begrip “christelijk”...’ waaronder de algemene waarden van de westerse cultuur worden verstaan die iedereen kan onderschrijven tot welke democratische partij of sociale stand hij ook moge behoren. Belangrijk voor al het volgende is de paragraaf gewijd aan de financiering van de beoefenaars van de eredienst - die teruggaat tot het Concordaat van 1801 - waardoor de
katholieke kerk in België, lang voor elke niet-kerkelijke organisatie, beschikte over wat men nu ‘vrijgestelden’ noemt. Zij zijn het die grotendeels aan de basis liggen van het complex dat men de katholieke zuil noemt. Deze wordt niet langer meer geschraagd door de katholieke kerk als dusdanig, maar door haar ideologische uitdrukking op het politieke terrein - dat van de beslissingen en van de subsidiëring - de katholieke partij. Omgekeerd maakt deze partij gebruik van de katholieke verenigingen en instellingen, die alle in dit boek organisatorisch en financieel worden doorgelicht om haar politieke macht te continueren ongeacht het resultaat van de verkiezingen. Het politieke overwicht van deze partij sinds 1884 is te danken aan het eeuwenoud organisatietalent van de Katholieke Kerk, de persoonlijke inzet van geestelijken en leken maar ook, vanaf 1899, aan de invoering van de ‘Evenredige Vertegenwoordiging’ waardoor de politieke tegenstanders niet monddood gemaakt worden in het politieke forum en zelfs (vanaf 1916) bij het beleid betrokken. Dat gaf aanleiding tot de typische Belgische compromissen en, vanaf de jaren vijftig, tot de diverse ‘pacten’, die in theorie onderlinge afspraken zijn waardoor elke partij een deel van haar programma kan verwezenlijken, in de praktijk echter vaak een middel om de zwakkere tegenpartijen te compromitteren, zodat zij een deel van hun politieke zelfstandigheid, integriteit en misschien geloofwaardigheid inboeten. De vele tabellen van structuren, verdeling van mandaten en subsidies die buitengewoon leerzaam zijn vormen hiervan het overvloedig bewijsmateriaal. Dat de C.V.P. op honderden open en verborgen wijzen de openbare gelden aanwendt, niet alleen voor het algemeen welzijn maar ook om haar eigen invloed te continueren behoort tot de normale politieke zeden. Welke partij die aan de macht is in welk land ter wereld doet het niet of zou het niet doen. En welke partij zou, in
naam van het pluralisme en om plezier te doen aan de tegenstrever, haar eigen organisaties en machtsstructuren afbouwen?
De partijvoorzitters - met uitzondering van die van de C.V.P. - die aan het einde van het boek hierover ondervraagd worden, geven, zoals gebruikelijk in politieke debatten, antwoorden naast de vragen. Vragen die in feite de kritiek bevatten van de auteurs op de ‘C.V.P.-Staat’: de voorkeur aan subsidiëring van meestal katholieke privé-initiatieven bo-