mans, Filip de Pillecijn, Ernest Claes, Marnix Gijsen, Paul de Mont, Gerard Walschap, Urbain Vande Voorde en vele anderen. En dan hebben we nog niet eens gewezen op de grote politieke eenzaten uit het zuiden van West- en Oost-Vlaanderen naast Gustaaf Sap: Leo Vindevogel, Flor Grammens en een man als Jan Verroken, de Ronsenaar, die in 1968 de regering-Vanden Boeynants ten val bracht in verband met Leuven-Nederlands.
Mijn generatie, die het allemaal sinds 1935 heeft meegemaakt, gaat zich onvermijdelijk afvragen: kunnen wij de duistere toekomst nog verder strompelend aftasten, zonder kennis van al de min of meer idealistische vervoeringen van de voorbije eeuw? Dit grote boek van Gaston Durnez, dat door sommigen als te ‘anekdotisch’ wordt afgedaan, zou daarom gelezen moeten worden door een generatie die opzettelijk zonder omkijken, met alleen oog voor de huidige ‘Umwelt’ en met een bekrompen horizon grootgebracht is. De overmoed van deze generatie, ook van journalisten, die ‘zonder verleden’ willen leven, leidt onvermijdelijk naar een klimaat waarin een derde ‘bezetting’, ideologisch, politiek of militair niet ondenkbeeldig is. De christelijke Vlamingen van welke pluimage ook, hoeven zich niet te schamen over hun verleden; zij mogen zich geen ‘slecht geweten’ laten aanpraten door andersgezinden. Uit het eerste deel van de geschiedenis van De Standaard blijkt dat zij zonder uitzondering door idealisme gedreven werden en hun idealen niet verloochend hebben, maar dat een aantal van hen niet heeft ingezien dat zij hun idealen niet te allen tijde hadden mogen verwezenlijken. Dit is het fundamentele onderscheid tussen ‘Gesinnungsethik’ (Wissenschaft als Beruf) en ‘Verantwortungsethik’ (Politik als Beruf), het inzicht waartoe de Duitse socioloog Max Weber kwam in 1919, daags na de Wapenstilstand van 1918, na de op- en ondergang van het Duitse Rijk van Keizer Wilhelm te hebben gadegeslagen.
Wat uit den treure blijkt uit het werk van Gaston Durnez is, dat aan de enorme idealistische inzet van vele Vlaamsgezinden, tijdens de bezettingsjaren van de Eerste en/of Tweede Wereldoorlog op een onverantwoorde wijze politiek gestalte werd gegeven. Dit gebrek aan koel politiek inzicht heeft Vlaanderen, en speciaal de katholieke Vlamingen, onnoemelijk veel leed bezorgd. De vrijzinnige activisten of collaborateurs, zoals ondermeer Herman Vos, Lode Craeybeckx, Richard Declerck of Hendrik de Man, wisten zich handiger wit te wassen of de repressiedans te ontspringen dan Emiel Vliebergh, Lodewijk Dosfel, Gerard Romsée of Vindevogel.
Tegen deze achtergrond van idealisme en verkeerde politieke inzet rijst natuurlijk in dit boek vanaf de episode van de Eerste Wereldoorlog, de grote tegenstelling op tussen Frans van Cauwelaert en Gustaaf Sap. Waarom week de eerste uit naar het onbezette Nederland en wist de tweede te vertrekken naar Le Havre, toevluchtsoord van de toenmalige Belgische regering, waar hij privé-secretaris werd van Minister Helleputte, en desondanks (of dankzij...) zeer goede betrekkingen met de Vlaamse frontbeweging onderhield? Mijns inziens ligt in deze keuze en houding tijdens de Eerste Wereldoorlog de kiem van het fundamentele conflict dat in de tussenoorlogse jaren beide politici van elkaar zou verwijderen en binnen de katholieke Vlaamse Kamergroep tot de meest tragische vijandigheid zou leiden. Waarom werd tot nu toe noch over Frans van Cauwelaert, noch over Gustaaf Sap een degelijke biografie geschreven? Moeten hun zo tegengestelde herkomst, levensloop en houding dan toch verborgen blijven? Minister Gustaaf Sap overleed in maart 1940, aan de vooravond van de Duitse inval, terwijl Frans van Cauwelaert nogmaals uitweek, eerst met de regering-Pierlot naar Limoges in Frankrijk, vervolgens met een zending naar de Verenigde Staten. In Londen speelde hij geen enkele rol.
Het boek van Gaston Durnez maakt ons nieuwsgierig naar wat de overlevende kroongetuigen, namelijk de ministers A. de Schrijver, R. Vandeputte, F. Collin en G. Eyskens ons over deze meest dramatische episode uit de geschiedenis van de christendemocratie in de jaren dertig zouden kunnen meedelen.
Paul Vandenbussche
gaston durnez, De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant, 1914-1948, Lannoo, Tielt, 1985, 580 p.