Erfdeel, jg. 28, nr. 2, p. 256); G. Ashruf e.a. verzamelden Surinaamse poëzie in Geluiden / Opo Sten; Noni Lichtveld vertelde op originele manier een aantal Anansi-tori's opnieuw, en de bekende dichter Shrinivasi werd in Een weinig van het andere, met een uitvoerige en gelukkige inleiding door Geert Koefoed, ook poëtisch verzameld in een prachtige uitgave (zie ook Ons Erfdeel, jg. 26, nr. 4, p. 521).
Behalve deze antologieën moet ik enkele studies noemen, bijvoorbeeld van Verny February in Oso jg. 3, nr. 1, p. 39 over Edgar Cairo, die op het ogenblik wel de meest produktieve auteur van Surinaamse herkomst is (zie ook Ons Erfdeel, jg. 25, nr. 2, p. 236). In de afscheidsbundel voor W. Blok Dit is de vreugd die langer duurt wijdde J.J. Oversteegen een studie aan de poëzie van Cola Debrot. De van Bonaire afkomstige Ini Statia schreef een kritische scriptie (die ook in de handel is) over een drietal Antilliaanse jeugdboeken van Sonia Garmers en Diana Lebacs. De uitvoerige beschrijving van de ontwikkeling van de Antilliaanse maatschappij in het eerste deel geeft een goede samenvatting van bestaande literatuur daarover. En A.N. Paasman promoveerde op de bekende 18e-eeuwse roman van E.M. Post Reinhart, of natuur en godsdienst. Hij bespreekt in zijn dissertatie ‘Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting’.
Met het verleden van Guyana waar in de 18e eeuw de Nederlandse kolonie Berbice was, hield ook (alweer!) Edgar Cairo zich bezig in het toneelstuk Dagrati! Dagratil, over de grote slavenopstand aldaar in 1763. De bejaarde Albert Helman hield zich meer met het eigen verleden en dat van zijn stam bezig in het ontroerende boekje Hoofden van de Oayapok! Wie Helman kent zal in dit boekje dat uit vijf toespraken bestaat, de thematiek van deze nestor van de Surinaamse letteren herkennen en (zo verging het mij althans) er diep door geraakt worden. Het vraagt aandachtige lezing!
Tot slot moet ik nog enkele poëziebundeltjes noemen van Astrid Roemer, dat stoort door gekunsteldheid, van Rabin Gangadin waarin de hoofdfiguur zijn plaats zoekt in de wereld om hem heen, en het merkwaardige bundeltje rijmelarij van Denise de Hart over de Surinaamse revolutie.
Surinaamse literatuur vanuit Suriname zelf heb ik voor 1984 niet kunnen vinden; dat land heeft kennelijk geen poëtische stem meer tijdens dit bewind.
Het jaar 1984 is vooral het jaar van de bloemlezingen en de studies geworden; dat wil zeggen: een rekenschap geven achteraf. Vernieuwing constateer ik alleen in de Arubaanse dochter van Leopold, Charuba.