Ons Erfdeel. Jaargang 29
(1986)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHet sociaal engagement van Prosper de SmetHet laatste literaire werk dat de Gentse auteur Prosper de Smet publiceerde, dateert uit 1975. Dat was de roman De Griek op het vliegveld van Herrenhausen, een bijzonder mooi en ontroerend liefdesverhaal, waarvan de poëtische kracht contrapuntisch werd geaccentueerd door het decor waarin het was gesitueerd: dat van de oorlog en de Duitse werkkampen. Daarmee was De Smet afgeweken van de thematiek waarmee hij in 1957 bekend was geworden. Dat gebeurde met de roman De ontploffing, het relaas van een dag in een volksbuurt, die door een onverwachte gebeurtenis wordt opgeschrikt, zodat het wekelijks zaterdagritueel van de bewoners bruusk wordt verstoord. Door de op zichzelf toch niet zo schokkende gebeurtenis komen de menselijke en sociale verschillen tussen deze lotgenoten plotseling tot uiting, en in de kalme buurt blijken ineens gepassioneerde, door hevige emoties gedreven mensen te leven. Wat in deze debuutroman trof, was de aandacht voor het realistische detail en voor de sociale werkelijkheid die, vermengd met milde humor, een heel eigen stijl in het leven riep. Dit toch wel veel belovend schrijverschap (dat des te indrukwekkender was na het mislukte debuut als dichter) bereikte een voorlopig hoogtepunt in 1971 met de roman In het partijlokaal, het relaas van de opkomst en de ondergang van een socialistisch utopia. De droom van een nieuwe wereld, waarin elk individu, ongeacht zijn maatschappelijke functie of afkomst, gelukkig zou kunnen zijn, wordt meteen het leidmotief in dit oeuvre dat na tien jaar (de dagelijkse cursiefjes van P. Pluym in Vooruit / De Morgen niet meegerekend) ineens met twee romans wordt aangevuld. Eind 1985 verschenen tegelijk Oproer in het weeshuisGa naar eind(1) en Het geweer zonder kogelsGa naar eind(2). Beide werken bevestigen de continuïteit in het werk van De Smet: oorlog en sociale onrechtvaardigheid zijn de obstakels voor zowel het individuele | |
[pagina 587]
| |
geluk als voor maatschappelijke rust en vrede. Oproer in het weeshuis beschrijft het dagelijks leven van een jongen, een halve wees, die tijdens de week in het zogenaamde ‘kuldershuis’ verblijft en alleen 's zondags bij zijn moeder op bezoek mag. Meer dan een roman is dit boek een kroniek van menselijke en sociale ellende, hoewel het bewustzijn van die deplorabele omstandigheden slechts geleidelijk gestalte aanneemt: het tienjarig jongetje dat in de instelling arriveert, ondergaat zijn lot immers als iets normaals, meer zelfs, als een avontuur, want in het weeshuis lokt het grote onbekende. Algauw worden die illusies echter de kop ingedrukt: ook daar is misère troef, en de wreedheid, het sadisme van de ouderen, groteren en sterkeren is een onontkoombaar aspect van het dagelijks bestaan. Het jongetje past zich noodgedwongen aan en klimt zelfs, naarmate hij ouder en meer ervaren wordt, hoger op de hiërarchische ladder die ook in dit weeshuis bestaat. Toch heeft De Smet erover gewaakt dat dit gegeven, dat zoveel ‘naturalistische’ elementen bevat, geen melodrama is geworden: zoals we van hem gewoon zijn, nuanceert hij de sociale drama's met milde humor of zelfspot, zoals ondermeer blijkt uit de bladzijden over de muzieklessen of de passages over de eerste verliefdheid van de jongen. Belangrijk is de sociale bewogenheid: via een oom maakt de jongen kennis met de socialistische ideologie. Hij sympathiseert: maatschappelijk onrecht mag niet. De kloof tussen theorie en praktijk is evenwel te groot; typerend is dan ook, dat de opstand in het weeshuis het gevolg is van de individuele daad van een oproerkraaier die meer zijn ressentiment kwijt wil dan dat hij uit ideologische bewogenheid optreedt. Een ander thema in het werk van De Smet is de oorlog. Het geweer zonder kogels is het verhaal van een pacifist die bij de oorlog betrokken raakt en die de
Prosper de Smet (o1919) (Foto Wim Desmet).
grenzen van de menselijke solidariteit ziet vernauwen onder de druk van onmenselijke structuren. De achttiendaagse veldtocht van mei 1940 vormt het tijdruimtelijk kader waarin de pacifist Andreas tot geestelijke volwassenheid komt. Zijn grote probleem is: hoe moet het met ‘het’ leven? Hij heeft, als elke jongeman, een aantal verliefdheden achter de rug, maar voelt zich erg aangetrokken tot zijn vriend René, zonder dat die relatie een uitgesproken erotisch of seksueel karakter krijgt. Daarnaast staat het meisje Meg, dat hem van zijn eigenwaarde overtuigt en met wie hij voor het eerst een serieuze, volwassen verhouding heeft. Bij de overgave van het Belgische leger staat Andreas voor een dilemma: moet hij zich melden bij het Herrenvolk, of is het zijn menselijke en historische plicht zich aan het Befehl te onttrekken en zijn eigen weg te gaan? Op dit punt eindigt het boek: een sober vertelde, maar ontroerende roman over een mens die zijn eigen onzekerheid en beperktheid moet bevechten om mens te blijven en niet ten onder te gaan in het oprukkende barbarendom. Het geweer zonder kogels laat de lezer met een gevoel van nieuwsgierigheid achter: wat zal er verder met Andreas gebeuren? Het zijn vragen waarop slechts de schrijver kan antwoorden, en daarom is het nu wachten op een nieuwe creatieve manifestatie van deze veel te bescheiden auteur. Paul van Aken |