Culturele kroniek
Literatuur
J.H. Leopold: nagelaten poëzie
De monumentale Leopold-editie heeft er twee vervolgdelen bij gekregen: in de reeks Monumenta Literaria Neerlandica, uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen te Amsterdam, zijn de delen II, 5 en II, 6 (a en b) verschenen, met de Nagelaten poëzie van Leopold. Deel 1 (= II, 5 van de reeks) bevat de teksten; deel 2 (= II, 6) brengt, gespreid over twee forse boekdelen maar doorlopend gepagineerd, het begeleidende ‘apparaat en commentaar’. De nieuwe delen sluiten als editie onmiddellijk aan bij de delen II, 1 en II, 2; de tussenliggende delen 3 en 4 werden bezorgd door G.J. Dorleyn en brachten, naast een uitvoerige uiteenzetting over editietechnische problemen, een studie van de tekstontwikkeling van zes representatieve gevallen uit Leopolds nalatenschap.
Naar aanleiding van deze editie werd er reeds eerder in dit tijdschrift op gewezen dat Leopold nu anders kan/moet worden gelezen (zie Ons Erfdeel, 28e jg., nr. 2, maart-april 1985). Dit wordt door de publikatie van de nagelaten poëzie ten overvloede bevestigd.
De editeurs van de historischkritische uitgave, A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet, hebben een strikte scheiding gemaakt tussen het tijdens Leopolds leven uitgegeven werk en de nagelaten poëzie. P.N. van Eyck had weliswaar bij zijn editie van Leopolds
Verzameld werk (1951-1952) al een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de eerder uitgegeven verzen en het werk uit de nalatenschap, maar van het tekstbeeld van dit laatste (Albumblad II en I, Oostersch III, Gemengde verzen, Schetsen en fragmenten en Oostersch IV) blijft nu vrijwel niets heel. Het bleek immers dat Van Eyck er ‘nogal particuliere editorische’ opvattingen op nahield: hij heeft ‘niet geschroomd zeer fors in te grijpen in de tekst van Leopolds nagelaten verzen en fragmenten’. De teksten waarmee vele Leopold-lezers tot dusver vertrouwd waren, blijken nu in hoge mate inauthenthiek of niet-geautoriseerd te zijn. Van Eyck maakte vaak een keuze ‘naar eigen inzicht’ uit de varianten, nam zelfs geschrapte, dus door de dichter verworpen, lezingen op, stelde gedichten samen aan de hand van schetsen, voegde fragmenten samen enz. Een eenvoudig voorbeeld kan Van Eycks eigenmachtig optreden al illustreren. In het gedicht
Des werelds vuil is uitgestort (in de definitieve editie gedicht /5/) heeft vers 8 in de editie Van Eyck (I, 193): ‘amper een karig dagloon beurt’. Van Eyck maakte hier een keuze: boven
amper schreef Leopold (onbeslist)
een schraal en. De meeste voorbeelden
J.H. Leopold (1865-1925).
zijn echter veel ingewikkelder. Ook werden reeksen ‘foutief’ samengesteld of in sterk afwijkende volgorde gepresenteerd. Men begrijpt: voldoende aanleiding om de moderne, zich op editie-technische problemen toeleggende filoloog te doen ijzen.
De vroeger aangerichte schade werd met deze nieuwe editie royaal hersteld. Wel zal de ‘doorsnee’ Leopold-lezer uit dit leesavontuur met een gevoel van teleurstelling tot de werkelijkheid terug worden geroepen. Er werd hem namelijk veel ‘ontnomen’: talrijke gedichten blijken helemaal geen of nog geen gedicht te zijn. Sommige door Van Eyck ‘samengestelde’ gedichten komen hier zelfs helemaal niet meer voor (Van Eyck I, 376-9; 427-8; 482-4). Maar daartegenover staat natuurlijk dat in de nieuwe, definitieve basistekst(en) een onuitputtelijke rijkdom aan