Ons Erfdeel. Jaargang 29
(1986)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 564]
| |
Reinhoud, ‘Le protecteur’, koper, 51 × 32 × 26 cm, 1984.
| |
[pagina 565]
| |
De galanterieën van Reinhoud
| |
[pagina 566]
| |
doende onder de knie heeft om op eigen benen te kunnen staan. Olivier Strebelle, zijn klasgenoot in Terkameren, krijgt hem mee naar ‘Les Ateliers du Marais’ in Brussel waar een jonge artiestenkolonie is neergestreken. De Belgische Cobraleden Dotremont en Alechinsky ontvangen daar hun buitenlandse groepsgenoten: Appel, Jorn en Corneille en ook Roel D'Haese en Hugo Claus komen er regelmatig. Reinhoud installeert zijn aambeeld op de binnenplaats van het vervallen gebouwencomplex en zorgt er voor de nodige decibels. De kerkhaan die hij er creëert is geen revolutionair kunstwerk, het zit nog met vele vezels vast aan het traditionele kunstambacht en vormt eigenlijk een sterk contrast met het werk van de schilderende Cobraleden. Dat belet hen echter niet hem uit te nodigen om deel te nemen aan de 2de Internationale Tentoonstelling van Experimentele Kunst, die in 1951 in het Paleis voor Schone Kunsten in Luik met Cobra georganiseerd wordt. Voor Cobra is het de zwanenzang, voor Reinhoud een onverwacht succes want zijn kerkhaan blijft in Luik. In eigen land vindt een kunstenaar als Reinhoud weinig inspirerende voorbeelden op zijn zoektocht naar een eigen vormgeving. Een ‘koperslager’ maakt tussen het ambachtelijke werk nu en dan wel eens een siervoorwerp, maar kunst kan men dat nauwelijks noemen. Een reis naar Parijs in 1952 waar hij een tentoonstelling ziet met werk van Julio Gonzales, betekent dan ook een revelatie voor de jonge kunstenaar. Hij is trouwens niet de eerste op wiens artistieke ontwikkeling de ijzersculpturen van Gonzales aanstekelijk werken, want als Pablo Picasso na 1900 zijn landgenoot in Parijs leert kennen, begint ook hij met ijzer te experimenteren. Reinhouds accu is dan ook opgeladen, wanneer hij daarna weer terug naar Brussel reist. Het slopen van Les Ateliers du Marais met als gevolg het uiteenvallen van de groep, kan de geestdrift, ontstaan door zijn Parijse reis, niet bekoelen. Tijdens zijn opleiding
Reinhoud, ‘Les murs ont des oreilles que la raison ne connaît pas’, koper, 190 cm, 1958, Openluchtmuseum Middelheim.
aan Terkameren heeft Reinhoud al enige opdrachten voor ijzerbewerking uitgevoerd, nu installeert hij zich noodgedwongen als ambachtsman in een eigen atelier in een eenvoudige buurt waar hij carrosserieën uitblutst en andere klusjes uitvoert. De artistieke microbe laat hem echter niet los: hij repareert auto's en pannen en tussen de bedrijven door werkt hij aan metaalsculpturen. De contacten met de jonge kunstenaars uit de uitgezwermde artiestenkolonie blijven bestaan, zodat de galerij Taptoe hem uitnodigt voor zijn eerste individuele tentoonstelling. Die bleek, zoals hierboven al vermeld, een succes, want aan het debuut van een Jong kunstenaar, bovendien experimenterend met metaalsculpturen, houdt een galerij niet dikwijls een batig saldo over. Het contact met het werk van Gonzales maakt van Reinhoud geen epigoon, het heeft | |
[pagina 567]
| |
Reinhoud, ‘U zeer genegen...’, Verzameling Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
alleen zijn blikveld verruimd en mogelijkheden getoond binnen de toch begrensde weg die hij voor zichzelf uitstippelt, zonder ook maar enige aandacht te schenken aan wat rondom hem gebeurt. Terwijl de abstracte kunst de figuratieve taboe verklaart, maakt hij sculpturen die duidelijk planten en dieren voorstellen; terwijl de Cobraschilders over het algemeen een expressieve vormgeving huldigen, is Reinhouds oeuvre een mengeling van realisme en fantasie. In Taptoe exposeert hij vooral insekten en kleine dieren zoals die aan zijn verbeelding ontspruiten. Iets hebben ze gemeen, ze doen denken aan krabben, kevers en andere vreemdsoortige kruipers, die als agressief ervaren worden door de mens. Reinhoud rekent als het ware af met zijn jeugd en laat zijn dreigende wezens op zijn wereld los. Die aanval op het verleden is echter van korte duur, al hamerend ontlaadt hij zijn energie en krijgt de kunstenaar de bovenhand op de rebel. Zijn sculpturen worden groter, planten verschijnen, en in plaats van de agressie komt een sierlijke compositie; esthetiek klinkt door in de vloeiende vormgeving. Omstreeks 1958 voltooit Reinhoud dan zijn scheppingsproces door aan de fauna en flora de mens zelf toe te voegen. Tijdens die jaren leert hij ook de koperplaat kennen en waarderen. Het is een materiaal dat zachter is dan ijzer, dat zich bij het bewerken volgzamer voegt naar de grillen en de inspiratie van de man die er op hamert, en dat bovendien de sporen van de vlammen fascinerend laat verschijnen op de huid van de plaat. De laatste tijd maakt hij ook gebruik van tin als materiaal, het is nog soepeler en zachter, laat zich dus gemakkelijker bewerken en zorgt niet voor burengerucht bij zijn schoonouders in Cherbourg als hij daar op vakantie is. Met die middelen en materialen creëert Reinhoud zijn eigen wereld in de eenzaamheid van een verloren dorp, ergens ten zuiden van Parijs, waar alleen Alechinsky in de buurt is. Een verrassende wereld bovendien, want wie hem met een grimmige trek om de mond hoort vertellen over zijn jeugd, de abstracte en de
Reinhoud, ‘au moins soyez discret’, gravure, 63 × 90 cm, 1983.
| |
[pagina 568]
| |
Reinhoud, ‘der elefant von Sumatra’, koper, 54 × 34 × 40 cm, 1985
hedendaagse kunst hoort afwijzen ook, zou een strenger oordeel over de mens verwachten dan dat wat Reinhoud er van geeft in zijn sculpturen: ‘mooipraters’ noemt Luc de Heusch ze.Ga naar eind(3) De mensen van Reinhoud vormen een soort apart, het zijn bizarre creaturen die het midden houden tussen mens en dier. Ze vertonen de structuur van een menselijk wezen, leven rechtopstaand maar hebben de snavel van een of andere vogel, staan nu eens op voeten, dan weer op vogelpoten en hun te grote
Reinhoud, ‘Margay’, messing, 47 × 27 × 27 cm, 1985.
handen zetten de levendige gebaren nog kracht bij. De drukte die deze antropomorfe wezens maken, leidt echter nooit tot een uitbarsting, geweld komt niet voor in het werk van Reinhoud. Zijn wereld, een nagenoeg exclusieve mannenmaatschappij, is bevolkt met goedgeluimde, voorkomende en vriendelijke gestalten die het elkaar echt niet moeilijk maken. Ze maken buigingen voor elkaar, onderstrepen hun gesprek met zwierige arm- en handbewegingen, beelden een gamma aan karakters uit, kortom het is als een spiegel die de kunstenaar | |
[pagina 569]
| |
Reinhoud, ‘Kamichi’, tin, 35 × 36 × 20 cm, 1985.
de wereld voorhoudt. Zijn satire op het menselijk gedrag wordt in zijn sculpturen echter tot een milde humor en een goedlachse ironie. Meestal zijn het alleenstaande figuren maar door hun houdingen kunnen er dikwijls leuke, levendige en vermakelijke groepen mee gevormd worden. Soms creëert Reinhoud zelf een groepscompositie met personages waartussen een door hem gewilde relatie bestaat die volledig past in zijn wereld. Toch is het niet alle dagen feest, als migraine hem in de greep houdt, hamert hij op een hele reeks figuren die aan die ziekte lijden. Dan is de pret er af, krijgt de vertolking een ernstig karakter, verdwijnt de lol om plaats te maken voor tragiek. Met zo'n produktie staat Reinhoud binnen de eigentijdse beeldhouwkunst alleen, maar zijn werk zit stevig verankerd in een eeuwenoude traditie. De middeleeuwse beeldhouwer die naarstig en toegewijd de beelden kapte voor de kathedralen, liet de kans niet onbenut zijn artistieke talent ook te gebruiken tegen de bestaande maatschappij d.m.v. sculpturen die de steunberen of de wateraflopen versieren. In die beelden is geen sprake meer van sereniteit en religiositeit, daar heersen demonen en karikaturale vertekeningen van de mens, gecreëerd door artistieke contestanten. Geëngageerde kunst is immers geen verworvenheid van de kunstenaar uit de twintigste eeuw. Een paar eeuwen later bloeit die onverbloemde spotzucht weer in de grotesken van de barok, nu niet alleen in functionele sculpturen geïntegreerd in de architectuur, maar ook in losstaande beelden. Reinhoud heeft die draad weer opgenomen. Het is niet tot een brede stroom uitgegroeid, maar dat tast de intensiteit en de authenticiteit van zijn werk niet aan. Onvermoeid breidt hij zijn bizarre wereld uit, ook als tekenaar, lithograaf en sinds kort als etser: een late nakomeling van Bosch. | |
Selectie biografie:walter korun, Reinhoud D'Haese, kataloog Galerij Taptoe, Brussel, 1956. |