Ons Erfdeel. Jaargang 29
(1986)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 473]
| |
geen definitieve geschiedschrijving. In Tussen twee vuren, uitgegeven bij het Davidsfonds, heeft De Lentdecker zijn verhaal opgetekend over zijn tijd in het verzet, maar vooral zijn getuigenis afgelegd van een reeks belangrijke repressieprocessen, die hij als verslaggever voor De Standaard van nabij meemaakte, een onmiskenbare getuige dus. Eén figuur komt bij die procesverhalen niet ter sprake: Flor trammens; over hem schreef De Lentdecker een boekje in de Aktueelreeks van Mark Grammens, deze laatste vult meteen het verhaal van De Lentdecker aan met een eigen getuigenis Herinneringen aan oorlog en repressie. Drie boekjes die men dus ‘in reeks’ kan lezen. Sommigen vinden dat De Lentdecker niet te genieten is, te stroperig, te weinig afstandelijk. Als het onderwerp ook nog over oorlog, collaboratie en repressie gaat, dan kunnen zij de jongste produkten van deze schrijver beter letterlijk links laten liggen. Bij de Lentdecker is namelijk geen sprake van dat tikkeltje progressieve meewarigheid waarmee men die periode uit onze geschiedenis volgens sommigen weer moet benaderen. Hij schrijft met zijn hart, wil geen definitieve geschiedschrijving brengen, wel zijn verhaal, zijn getuigenis, het verhaal van een man die het allemaal van zeer nabij heeft meegemaakt en voor wie in de eerste plaats, de mens telt. Wie Tussen twee vuren niet op die manier wil lezen, is intellectueel oneerlijk tegenover de schrijver, maar ook tegenover zichzelf. Mij heeft die oprechte partijdigheid zeker niet gestoord, integendeel. De Lentdecker begint zijn boek met een paar bladzijden over zijn verzetsactiviteiten, waaronder het verhaal over het bewust doden van iemand. Hoofdbestanddeel van het boek vormt evenwel het relaas van de repressieprocessen die hij voor De Standaard heeft bijgewoond. Dat was op zichzelf al een ‘incivieke’ daad, want de auteur werd op een bepaald ogenblik door de Belgische Persbond gesommeerd zijn perskaart in te leveren met als argument dat men bij De Standaard geen journalist kon zijn. Opvallend is wel dat De Lentdecker zelf duidelijk niet gelukkig is met de manier waarop de Vlaamse pers (dus ook hijzelf) zich in die tijd heeft opgesteld ten aanzien van de repressie: ‘Irma Laplasse, Marcel Engelen, Leo Vindevogel, Karel de Feyter zouden mijns inziens nooit voor het executiepeleton zijn gebracht, indien de journalistiek in Vlaanderen in die dagen onverschrokken, ervaren, bekwaam, moedig en objectief was geweest...’ Wat De Lentdecker allemaal heeft neergeschreven, zal niet altijd even graag door iedereen gelezen worden. Zo zal men hem de kritiek op nog levende topmagistraten, toen krijgsauditeurs en voorzitters van rechtbanken, in diezelfde magistratuur niet in dank afnemen; repressieslachtoffers echter zullen het de schrijver weer kwalijk nemen dat hij een goed woord durft te schrijven over Ganshof van der Meersch, of laat blijken dat sommige Vlamingen, wanneer ze voor hun rechters moesten verschijnen, geen voorbeeld waren van moed. Bladzijden vol zou men kunnen citeren om te illustreren dat de Lentdecker schrijft wat hij meent te moeten schrijven en dat hij zich daarbij door geen enkele groepering of door geen enkele voorliefde laat leiden. Dat ‘ondanks wat ik van harte wens en waarvoor ik sedert jaren opkom, ware amnestie onmogelijk is zolang mijn generatie leeft,’ is daarvan een voorbeeld. Zijn boekje over Flor trammens is even onomwonden. Ook dit boekje is geen definitieve geschiedschrijving; ergens werd vermeld dat het meer een causerie is, alsof een goede causerie niet de moeite loont. Er is duidelijk meer onderzoek aan te pas gekomen en het werd zeker niet zo spontaan geschreven als Tussen twee vuren. Men zou het kunnen beschouwen als een aanzet tot een degelijke biografie over Grammens, waarbij men dan weer niet zal kunnen voorbij gaan aan de publikatie van De Lentdecker over deze schilderachtige figuur, die voor velen intussen al geschiedenis is geworden. De auteur laat evenwel duidelijk blijken dat die historische figuur als mens heel wat kleinzielige kanten had. Die worden trouwens extra benadrukt in het boekje van Mark Grammens zelf, waar bepaalde passages over de relatie zoon-vader meer weg hebben van een publieke afrekening en door de ongegeneerdheid bijzonder pijnlijk om te lezen zijn. En dat is zacht uitgedrukt. Het boekje van Mark Grammens is echter veel meer dan dat: het is vooral het persoonlijk getuigenis van Mark Grammens over de oorlogsjaren en de repressie, die hij letterlijk aan den lijve heeft ondervonden. Bij de lectuur van die ongemeen harde passages, - ook bij Mark Grammens zijn de repressiewonden duidelijk niet geheeld, hij stelt trouwens dat die nooit geheeld kunnen worden -, denkt men onwillekeurig terug aan de geciteerde uitspraak van De Lentdecker over de onmogelijkheid van amnestie. Gelukkig maar dat én De Lentdecker én Mark Grammens zo persoonlijk hebben willen schrijven; zij die beweren dat dé waarheid over die periode wit of zwart is, kunnen er heel wat uit leren. Misschien een aanzet voor anderen om ook te schrijven? Het is goed dat wij, die deze periode uit onze geschiedenis niet of onbewust hebben meegemaakt, meer vernemen dan alleen maar de officiële wetenschappelijke geschiedschrijving.
Marc Platel louis de lentdecker, Tussen twee vuren, Davidsfonds, 1985, 256 p. |
|