of aan te lokken bedrijven. De parlementen spelen dit spel mee, voorzover zij nog mogen meespelen. De jongste jaren werd in het parlement vrijwel geen enkel verstandig debat gevoerd over een niet-economisch onderwerp. En wekt de Vlaamse Raad niet de indruk in de eerste plaats een Gewestraad te zijn, en slechts bij hoge uitzondering ook nog eens een Gemeenschapsraad?
In dit licht kan de beslissing worden gezien van de Vlaamse gemeenschapsminister Rika Steyaert om de feitelijke verantwoordelijkheid voor de migrantenproblematiek (te Brussel) van de ene VZW naar de andere over te hevelen, waarbij de overheid zelf zorgvuldig van het innemen van een standpunt heeft afgezien - en er zelfs niet aan heeft gedacht om over deze explosieve sociale materie een algemeen debat tussen verantwoordelijken uit te lokken. Dit zijn symptomen van een beleid, waar we meer en meer mee te doen zullen krijgen.
Maar eerst moet de beslissing van Steyaert worden toegelicht.
Ruim een kwart van de Brusselse bevolking bestaat uit nietBelgen. Zoals reeds vaker werd gemeld vormen deze niet-Belgen geen homogene groep. We kennen de vanzelfsprekende concentratie van niet-Belgen die verband houdt met de zetels van NAVO en EG, en met de vele vestigingen van multinationals die Brussel al dan niet tot hoofdkwartier gekozen hebben. Met deze groepen lijken weinig problemen te bestaan. Ze maken deel uit van een stad met een Europese en internationale allure - en dat het definitieve statuut van Brussel in deze richting moet worden gezocht, is vrijwel de enige stelling waarover het men in dit land eens werd. Toch kan hier terloops op gewezen worden dat de Belgische regering niet alleen de kandidatuur van Brussel als Europese hoofdstad formeel nog niet heeft ingediend, maar dat zij al evenmin over een programma beschikt om het leven van deze buitenlanders aantrekkelijk te maken.
Over deze niet-Belgen maakt men zich echter weinig zorgen, wèl over de grote aantallen migranten uit Maghreblanden, die zich in de loop van ongeveer tien jaar in de volkswijken in de kanaalzone kwamen vestigen, en de plaats innamen van de daar wonende Belgen. De overheidlijkt niet meer te weten dat deze gastarbeiders in hun thuisland werden aangeworven ten behoeve van de Belgische industrie. De laatste wervingszending vertrok in 1973, naar Marokko. Dat is toch niet zo heel lang geleden. De regeringen zijn het vergeten en de industrie zwijgt in alle talen over dit onderwerp. Dat Brussel bij zijn inwonersaantal nu een probleemgroep telt die op minstens één tiende van de bevolking kan worden geschat, is dus niet aan het toeval te wijten, maar aan de overheid en aan de industrie. In Brussel zelf zou vijftien jaar geleden niet één inwoner geloof hebben gehecht aan de bewering als zouden Schaarbeek, Anderlecht, Molenbeek, Sint-Gillis, SintJoost op korte termijn - gedeeltelijk - worden omgevormd tot een Klein-Noord-Afrika. Nogmaals, deze problematiek is niet aan een natuurramp te wijten, of aan een gril van een groot aantal Noord-Afrikanen, maar aan de overheid en aan de industrie.
...die vervolgens beide deden of hun neus bloedde. In dit vacuüm ontstonden te Brussel twee VZW's: het Onthaalcentrum voor Gastarbeiders (OCGB) en de Foyer, geleid door twee krachtige figuren. Achter het OCGB staat de Leuvense socioloog Martens, die jaren in de stationsbuurt woonde tussen de migranten. Het OCGB maakte zich enorm verdienstelijk door het leggen van contacten met organisaties van migranten en door het verzamelen van informatie. Deze instantie legde zich verder toe op de verstrekking van juridische hulp en op het probleem van de huisvesting. Dat Martens uit de linkse hoek kwam heeft niemand ooit gehinderd.
Naast het OCGB werkte de Foyer, met Johan Leman als directeur. Dat Leman geestelijke is, weten maar weiningen, en hindert niemand. De Foyer legt zich toe op vorming en onderwijs, en werkt aan een waar net van bi-culturele klassen, waarin Belgen en niet-Belgen samenwer ken. De niet-Belgen zitten echter ook per nationaliteit bijeen: Italianen, Spanjaarden, Turken en het volgende seizoen Marokkanen, samen met Vlamingen. Het prestigieuze Sint-Jan Berchmanscollege werkt hieraan volop mee.
Tevoren had niemand aan Martens noch aan Leman gevraagd om met hun initiatieven te beginnen. Om de overheid ervan te overtuigen deze projecten toch te steunen, was de gang naar vele kabinetten nodig. De steun die de beide VZW's uiteindelijk kregen, stelt weinig voor: een paar miljoen, waarvoor elk jaar opnieuw moet worden gebedeld. Beide VZW's wekten de indruk naast elkaar te leven, elk op een ander actieterrein. Zij vulden elkaar aan, van enige concurrentie was geen sprake. Wel begon de Foyer in toespraken of interrupties tijdens panelgesprekken van politici (zoals op het Congres van Brusselse Vlamingen) geregeld op te duiken. Let wel: van enig overheidsbeleid is nog altijd geen sprake.
Tot in maart Rika Steyaert het OCGB verder elke subsidie weigerde en aan de Foyer een meer algemene opdracht gaf, die - onder veel voorbehoud - door Leman werd aanvaard. Leman liet echter al weten dat hij er niet aan denkt als substituut voor de overheid op te treden, omdat die zelf haar beleid moet uitstippelen. Het OCGB reageerde gekwetst en verbolgen.
Die reactie is terecht, want tot op heden weet nog niemand wat Steyaert heeft bezield, om na jaren van zwijgen die éne beleidsdaad te stellen, waardoor één VZW werd afgeschaft - het OCGB heeft zichzelf intussen ontbonden - en de andere een semi-officieel statuut aangesmeerd kreeg, waarvoor deze ook heeft bedankt. Zelfs wie het milieu van de Wetstraat kent, heeft er moeite mee de verklaring