Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
het buitenland en wij
In Ons Erfdeel 1985-2 heb ik op p. 292 bericht over de Nederlands-Poolse Culturele Ontmoetingen te Gent. Ik breng dat opnieuw onder uw aandacht omdat het tijdschrift Vlaamse Poolse Tijdingen (Rozier 44, B-9000 Gent) sindsdien de handelingen van dat colloquium heeft gepubliceerd in het dubbelnummer 3-4 van juli-december 1985. Daardoor is het mogelijk rustig na te lezen wat toen allemaal werd uitgesproken. Het ligt niet in mijn bedoeling in herhalingen te vervallen, maar wel zou ik nog even willen wijzen op een bijdrage die in geschreven vorm meer draagkracht blijkt te hebben dan tijdens het colloquium overkwam. Ik heb het over het stuk van Axel Holvoet, verbonden aan de universiteit van Warschau, over ‘De Nederlandse en Poolse literatuur - Een confrontatie van cultuurhistorische achtergronden’, een stuk dat niet de pretentie heeft definitieve uitspraken te doen, maar een paar scherpe verschillen belicht.
Het prestige van het verbale is volgens de auteur duidelijk veel groter in Polen dan in de Nederlanden, waar het picturale sinds mensenheugenis overweegt. De Poolse literatuur-historici laten zich wel eens ironisch uit over wat ze de welsprekendheidsoefeningen van hun 16de en 17de eeuw noemen, maar het ontbreken van een dergelijke traditie is een reële verarming. De auteur vraagt zich af of de gerichtheid op het verbale niet de oorzaak is van de overlevingskracht van de Poolse cultuur. De Vlaamse heeft zich aanzienlijk kwetsbaarder getoond, en in tegenstelling tot de Polen, met hun belangrijke letterkunde in de emigratie, vallen de Nederlandssprekenden hun taal in het buitenland of tegenover buitenlanders (veel te) gemakkelijk af.
Terloops schrijft Axel Holvoet een andere opmerking neer: ‘Kleinere culturen, zoals de Nederlandse en de Poolse pronken tegenover buitenlanders doorgaans liefst met datgene wat die buitenlanders uit hun eigen cultuur al kennen, zodat deze laatsten niet geïnteresseerd zijn in de afkooksels ervan...’ Dit citaat lijkt me het overwegen waard voor al wie betrokken is bij het uitdragen van onze cultuur naar het buitenland, en voor de overheid in Noord en Zuid, als die ooit eens een begin wenst te maken met een (echt) buitenlands cultuurbeleid.
Als om de stelling te staven dat Nederlanders heel vlot hun taal laten varen, bereiken me twee werken van Lini R. Grol, een Nijmeegse die sinds 1970 in Ontario woont en werkt. Beide boeken zijn pretentieloos, sympathiek en... in het Engels geschreven. (Adres: Fonthill Studio, 1431 Pelhamst., Fonthill, Ont. LOS 1EO).
Lini Grol schrijft, knipt silhouetten uit zwart papier, en verzorgt een televisieprogramma, waarin ze creatieve mensen voorstelt uit haar buurt, het Niagaraschiereiland. Het verhaal The Emerald Ring, gebaseerd op de legende van het vrouwtje van Stavoren, is fraai uitgegeven en door de auteur zelf verlucht. Het lijviger Liberation (1983), met zijn vlotte verteltrant en een voorpagina die onvermijdelijk aan een catalogus van bloembollen doet denken, is het gedetailleerde en levendige relaas van hoe de schrijfster en de haren de bevrijding van Nederland beleefden. Literatuur? Nee. Maar sympathiek, zei ik, en met een really happy ending, verklarend waarom Lini Grol tenslotte in Canada belandde. Een opmerkelijk boek, dat gegroeid is uit jaren ervaring en omgang met de Nederlandstalige poëzie, is Tieflandgipfel-Toppen der Lage Landen. Het is, zoals de titel al laat vermoeden, een tweetalig werk, over ‘Nederlandse gedichten van de laatste honderd jaar’, samengebracht en geïnterpreteerd door Hans Combecher (Seghemanstraat 5, NL-6467 BE Kerkrade).
Deze laatste, een bekende naam in Duitse kringen met belangstelling voor het Nederlands,