baut voerde een zeer verhelderend gesprek met de nestor van deze ‘groep’, die echter nooit een groep geweest is, eerder een aantal verwante zielen die gedurende een aantal jaren zeer nauw elkaars werk en de kunst ‘citeerde’. De tentoonstellingen te Arnhem (Gemeentemuseum) en Dordrecht (Dordrechts museum) Visie op figuratie onderstrepen met name door de keuze van de getoonde werken welke formele kenmerken Elias, Freymuth, Lucassen, Raveel en Theys in de jaren zestig gemeen hadden. De catalogus en de educatieve begeleiding haken in op de formele probleemstelling van de gelijktijdigheid van abstractie en figuratie, het citeren van groten in de kunst zoals Giotto, een inspiratiebron met name voor Raveel, Mondriaan en Van Gogh. De tentoonstelling zelf maakt duidelijk dat ondanks de overeenkomsten, en het veelvuldig gebruik van vrijwel dezelfde tekens uit de dagelijkse realiteit, zoals naakten, badkamers, wastafels, tafels, stoelen en lampen er toch steeds sprake is geweest van een eigen opstelling. Het tweede deel van de expositie laat dat op een dramatische wijze zien. Een aantal sterk verschillende kunstenaars figureren in een context welke terug te voeren is op een gemeenschappelijk ‘verleden’, dat in feite reeds is bijgezet in de kunstgeschiedenisboeken waar zij zelf zo driftig gebruik van gemaakt hebben. Gelukkig zijn we het stadium alweer voorbij dat we moeten spreken van
‘kunstboekenkunst’. Vooral omdat de jonge generatie van kunstenaars expliciet weer met het schilderen zelf bezig zijn en heel het terrein van de kunstgeschiedenis tot het hunne geannexeerd hebben. Mede daardoor is het werk van Lucassen zo belangrijk, juist voor deze jonge generatie, gunnen vooral de tekeningen van Raveel ons een blik op't proces van denken en omgaan met de wereld van de beeldende kunst, waarin pluriformiteit een wezens kenmerk is. Raveel stelt: ‘Ik houd van universele kunst die verschillend gekleurd is vanuit de eigen identiteit; van het feit dat verschillende mensen dezelfde dingen op een andere wijze verbeelden. En dat relativerend denken, dat maakt weer deel uit van mijn eigen, Vlaamse identiteit’. Als kunst een raam is met een tuin erachter, volgens Ortega Y Gasset, dan zien wij met name in de werken van deze Nieuwe Figuratieve kunstenaars een blik op de dagelijkse werkelijkheid welke deels volgens de ‘gewone’ wetten van het perspectief op een realistische wijze verbeeld wordt in contrast met elementen welke enkel aangeduid worden, zoals een net echte vensterbank tegenover een schutting welke alleen d.m.v. een stevige contourlijn wordt aangeduid en een onrealistisch geschilderde paal, in Open venster 1974 van Raveel. De eenvoud van de tekens is soms erg nadrukkelijk ‘aanwezig’ in de werken van Lucassen en Freymuth maar kan ook in de dualiteit van abstractie èn figuratie tot een heldere uitspraak komen waarbij realiteit en illusie een gevecht aangaan waarin met name de kijker gevraagd wordt om actief deel te nemen. In het onderhand magische jaar 1966 verstrekte de graaf De Kerckhove de Deterghem aan Raveel de opdracht de keldergangen van zijn kasteel te beschilderen. Raveel werkte met Lucassen, Elias en De Keyser aan een van de mooiste opdrachten waarin het mogelijk was de kloof tussen realiteit en schilderkunst te overbruggen. Kunst en omgeving, welke in allerlei
details zoals buizen en radiatoren, en vooral met spiegels, in het beeld ‘betrokken’ zijn, worden letterlijk geïntegreerd. Een absolute schilderkunst waarin het kunstwerk en omringende werkelijkheid met elkaar in wisselwerking zijn. Dit samenwerkingsverband heeft er toe geleid dat vanaf die tijd zeer regelmatig in de musea in Nederland (Haarlem en Groningen in het bijzonder) en door Galerie Espace te Amsterdam aandacht besteed werd aan Nieuwe Figuratie. Het befaamde schilderij De schilderijen optocht van 1978 te Machelen van Raveel, in het Gemeentemuseum te Arnhem, was het uitgangspunt. De als protestborden rondgedragen schilderijen van Mondriaan, Klein en Giotto verwijzen expliciet naar referentiepunten in het heden en het verleden in de schilderkunst, net zo zeer als een hand, pet, paal of schutting als tekens van herkenning fungeren als we aan de hand van Raveels geschilderde en getekende ‘tekens’ de realiteit van het Vlaamse land pas echt goed in ons opnemen.
Jerven Ober
Visie op figuratie, Gemeentemuseum Arnhem t/m 20.5.1986; Dordrechtmuseum, 7.6 tot 10.8.1986; Catalogus en docentenhandleiding.
roger raveel, Werken op papier 1948-1984, boek Van Abbemuseum, Eindhoven, 1986.