De sentimentele reis van Narcissus
Frans Depeuter heeft al een lange, rijke gevulde literaire carrière achter de rug. Hij debuteerde als dichter in 1961 en heeft inmiddels al acht dichtbundels gepubliceerd, terwijl zijn prozawerk, ingezet in 1968 met Om niet te verstenen, al elf titels omvat (romans en novellen), naast een briefroman geschreven in samenwerking met R. Hannelore en W. van den Broeck. Tot 1975 maakte hij, met Hannelore en Van den Broeck, deel uit van de kernredactie van het tijdschrift Heibel, waarvan hij medeoprichter was (1965 e.v.) en waarin hij vooral als criticus aan het woord kwam. Verder schreef hij essays, kinderboeken en filmscenario's, naast een literair-kritische studie over Bert Schierbeek.
Een constante in het creatieve werk van Frans Depeuter is het voortdurend balanceren tussen zwaarmoedigheid en hoop of geloof. In zijn vroegste werk al belijdt hij zijn geloof in de liefde: liefde die de kern is van alle dingen, liefde die te vinden is (of gezocht moet worden) in het gezin, in het huwelijksleven. Daartegenover staat echter dat het goede niet bestaat zonder het kwade, dat de onschuld (verpersoonlijkt in het kind) verloren gaat, dat het leven (en de liefde) niet volmaakt is, niet datgene biedt wat men/ik ervan verlang(t): de werkelijkheid wordt dan ook geïdealiseerd, wordt aangevuld met de droom.
Ook in het jongste boek van Depeuter zijn twijfel en gespletenheid aan de orde. De laatste zomer is niet zozeer een verhalende als wel een gevoels-analytische roman. Centraal staat het bewustzijn van de vijfen dertigjarige bankbediende Greg, die zogezegd ‘alles’ heeft om gelukkig te zijn: een vrouw, Hilde, een dochtertje, Elsje, van wie beiden oneindig veel houden, vast werk, een huis met alles wat daarbij hoort, enz. Hij wordt echter geconfronteerd met de beruchte ‘midlife’ crisis en droomt zich een nieuwe, sterk geïdealiseerde geliefde, die hij Echo noemt. Later pas zal hij beseffen dat hij ook zijn eigen vrouw, Hilde, ooit Echo noemde. Vóór dit inzicht kan ontstaan moet de nieuwe Echo echter werkelijkheid worden: hij zal haar een vorm geven, een gezicht, een lichaam: ‘Een van deze dagen benoem ik haar. Ik doe haar wórden’ (p. 27). Hij ontmoet zijn platonisch gedroomde geliefde in de figuur van de jonge Caroline (ze moet nog achttien worden), waardoor hij definitief verwijderd raakt van zijn vrouw.
Zoals de Narcissus uit de Griekse mythologie zal Greg echter de liefde van de nimf Echo versmaden: hij wil haar niet besmetten met zijn zwaarmoedigheid, met zijn twijfels. Deze moderne Narcissus zit volkomen gevangen in zijn eigen problematiek; hij kan zijn eigen grenzen, zelfs in en door de liefde, niet overstijgen of doorbreken. Toch zal hij, als gevoelsmens, blijven zoeken naar het volmaakte geluk.
Het gegeven is in De laatste zomer uitgewerkt tot een overexpliciete, zwaar-sentimenteel aangezette zelf-analyse op de rand van het kitscherige: precies halverwege het boek beslist Greg zijn vrouw te vertellen dat hij een verhouding heeft, waarna het gebeuren voorspelbaar en onvermijdelijk naar een nogal geforceerd einde loopt. Greg wordt verscheurd door een groeiende angst en tweeslachtigheid - eerst om het aan Hilde te zeggen, dan omdat hij het gezegd heeft en haar ingekeerde wanhoop ziet. Technisch worden deze toenemende angst en getormenteerde