| |
| |
| |
Jonge kunst in Amsterdam: Aorta en The Living Room
Anneke Oele
ANNEKE OELE
werd geboren in 1949 te Geldrop. Studeerde kunstgeschiedenis. Is conservatrice hedendaagse kunst van het Gemeentemuseum te Arnhem. Publiceerde ‘De Seagrammurals van Mark Rothko in de Tate Gallery’ in ‘Akt Kunsttijdschrift’ (december 1984); ‘Yvonne Kracht, tekeningen 1974-1984, Catalogus Gemeentemuseum Arnhem’ (1984); ‘De schilderijen van Charlotte Mutsaers, Catalogus Gemeentemuseum Arnhem’ (1985).
Adres: Apeldoornseweg 142, NL-6814 BP Arnhem
Aorta en The Living Room in Amsterdam zijn een begrip voor jonge kunstenaars. Beide instellingen, Aorta als kunstenaarsinitiatief en The Living Room als galerie, lieten in 1982 voor het eerst van zich horen. Nu, ruim vier jaar later, bestaan ze nog steeds en hebben ze ieder op hun eigen manier veel invloed op het kunstenaarsklimaat in Amsterdam.
De instellingen begonnen vanuit een totaal verschillend uitgangspunt en hebben zich dan ook in verschillende richtingen ontwikkeld. Voor een deel echter hebben de belangen van individuele kunstenaars uit het Aorta-milieu zich vermengd met de belangen van de galerie. Bestuursleden van Aorta presenteren en verkopen hun werk bij The Living Room. Opmerkelijk was dat beide instellingen sterk vertegenwoordigd waren op de tentoonstelling Wat Amsterdam betreft, eind 1985 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Het was de eerste tentoonstelling van de nieuwe directeur van het Stedelijk Museum, Wim Beeren. Aorta mocht een museumzaal inrichten naar eigen keuze en van The Living Room waren alle belangrijke kunstenaars vertegenwoordigd.
Reden genoeg om de ontwikkeling en de geschiedenis van beide eens nader te bezien en om in te gaan op hun achtergronden en beweegredenen.
| |
Aorta
Aorta is een kunstenaarsinitiatief zoals er veel ontstonden in de jaren zeventig en tachtig in Nederland. Jonge kunstenaars konden nergens terecht met hun werk: In de bestaande galeries en musea werden ze niet toegelaten. De toelatingscriteria waren niet van toepassing op hun werk. Uit onvrede met deze situatie maakten op verschillende plekken in Nederland kunstenaars hun eigen expositieruimte. In Breda ontstond Lokaal 01, in Groningen De Zaak en in Den Bosch V2, in Eindhoven De Fabriek en in Amsterdam Makkom, Aorta en Warmoesstraat 139.
Iedere plek heeft weer een andere identiteit. Veel van de genoemde initiatieven hebben een sterke politieke of maatschappelijke achtergrond, onder andere door contacten met de kraakbewegingen. Aorta is echter vanaf het begin sterk gericht geweest op de produktie en presentatie van kunst.
| |
Het ontstaan
William Lindhout, leraar van de Rietveld academie in Amsterdam, zocht samen met een leerling van hem, Aldert Mantje, een ruimte voor het maken van een groot object. Ze kwamen in contact met Peter Giele, die in een ge- | |
| |
kraakt pand van het Handelsblad in het centrum van Amsterdam, op de Nieuwe Zijds Voorburgwal woonde. Hij kwam op het idee de voormalige drukpershal van de krant, achter zijn woning, te verbouwen. Met behulp van acht studenten van William Lindhout begon de verbouwing half maart 1982 en was drie maanden later klaar. Nu, pratend met de huidige bestuursleden van Aorta: Aldert Mantje, Sonja Oudendijk en Bart Domburg, wordt op die tijd teruggekeken met een nostalgie die niet onderdoet voor de nostalgie van veertigers als ze praten over de jaren zestig.
‘Er was en enorme dynamiek, een potentieel aan creativiteit en dadendrang. Alles leek mogelijk’.
Ze wilden een eigen platform hebben waarin ze hun eigen opvattingen over kwaliteit kwijt konden. In de zomer van 1982 ontstond Beeldstroom. In een periode van drie maanden konden 80 kunstenaars hun werk in Aorta laten zien. De titel was dus zeer toepasselijk. Het aanzien van de expositieruimte wisselde om de week, net als sommige kunstwerken, zoals dat van Mantje en Vlugt. Ze voegden regelmatig voorwerpen toe aan hun stedelijk landschap, Neue Stadt, dat bevolkt werd door plastic soldaatjes, cowboys, palmpjes enz. Naar aanleiding van Beeldstroom ontstonden vanzelfsprekend discussies binnen het bestuur van Aorta over kwaliteitscriteria. Begin 1983 traden dan ook Aldert Mantje en Harald Vlugt uit het bestuur vanwege uiteenlopende meningen over toelatingscriteria. Peter Giele, als overgebleven bestuurslid, ging het vooral om de mentaliteit, de intentie waarmee kunst gemaakt werd. De kwaliteit van het eindprodukt was voor Mantje en Vlugt belangrijker.
Na Beeldstroom volgden The World, een internationale Mail-art tentoonstelling, Twaalf beeldhouwers, Nat I, II en III. In Twaalf beeldhouwers werd een overzicht gegeven van de nieuwe beeldhouwkunst in één jaar. Beneden in de ruimte werden ateliers gemaakt en de bovenruimte werd bestemd voor éénmansexpositities.
Nat I, II en III was een nieuw totaalgebeuren naar het voorbeeld van Beeldstroom. In drie maal drie weken zouden drie groepen kunstenaars steeds hun nieuwste werk laten zien. Vaak ter plekke gemaakt. Door de snelheid hoopte Peter Giele een spanning te bereiken die de kwaliteit en de intensiteit ten goede zou komen. De verwachting werd echter gelogenstraft. De kwaliteit viel tegen, onder andere doordat de onderlinge spanningen en discussies in Aorta nogal hoog opliepen.
Inmiddels was Bart Domburg in het bestuur van Aorta gekomen. Hij was één van de oprichters van V-2 geweest in Den Bosch, maar voelde zich meer thuis is het kunstklimaat van Amsterdam. Over het politieke aspect van V-2 zegt hij onder andere: ‘Ik zag de galeriewereld altijd als een vijand. Maar ik vond het toch wel lastig dat ik op vijandelijk gebied vaak heel goeie dingen zag. De tegenstelling alternatief-officieel circuit vind ik nu absoluut niet meer relevant. Achteraf beschouw ik die houding toch als een soort dogmatische zelfbescherming’.
Begin 1984 keert Aldert Mantje weer terug in het bestuur van Aorta. Hij probeert via discussies en tentoonstellingen een inhoudelijke discussie uit te lokken over kwaliteit. Zo ontstond een serie publieke discussies onder de titel Het beleg. De discussies bleken echter niet zo'n succes. Vaak kwam het erop neer dat er zóveel belangstelling was dat geen van de forumleden zin had zijn nek uit te steken. De discussies bleven daardoor te vaag, zonder dat de tegenstellingen die er wel degelijk waren, uitgesproken werden. Toen Peter Giele eind 1984 uit het bestuur vertrok kon de tentoonstelling Cover/Doppelgänger, een idee van Paul Groot, hoofdredacteur van Museumjournaal, doorgang vinden. Deze tentoonstelling was een statement, een persoonlijke opvatting van Paul
| |
| |
De zgn. Aortazaal in het Stedelijk Museum tijdens ‘Wat Amsterdam Betreft’. Werken van Aldert Mantje, Harmen Brethouwe, Sonja Oudendijk, Bart Domburg (21 november 1985 tot 5 januari 1986).
Groot, waarvan Mantje hoopte dat het reae tics uit zou lokken.
| |
Aorta nu
Gevraagd naar het doel van Aorta nú formuleert Mantje: ‘Het moet een platform zijn voor een ideeënuitwisseling. De uitwisseling kan via beelden gaan, maar als iemand met een voorstel komt voor een andere vorm kan daar natuurlijk ook over gesproken worden. Grootschalige discussies zoals er waren zullen echter niet zo snel meer georganiseerd worden’.
Het verschil met een andere tentoonstellingsruimte is volgens hem dat Aorta geleid wordt door kunstenaars.
‘De besluiten worden op emotionele basis genomen. We zitten er bovenop en hebben veel minder afstand dan de mensen in de musea. Bovendien kunnen hier op korte termijn ideeën gerealiseerd worden. Je kunt snel je mening doorzetten. Langer dan drie maanden vooruit plannen we niet’.
Enigszins in tegenspraak hiermee zijn de reeds vastgelegde plannen voor het komende jaar. Er zijn negen mensen uitgenodigd om
Harald Vlugt, ‘Landshape’, 325×315×80 cm, 1985, coll. Kröller-Müller, Otterlo. Een ‘Aorta kunstenaar’ voor The Living Room in het Stedelijk Museum tijdens de tentoonstelling ‘Wat Amsterdam Betreft’.
met een idee te komen voor een tentoonstelling. Ze krijgen een deel van de subsidie om hun ideeën te verwezenlijken. Zo worden de bestuursleden ontlast en ontstaat er een divers tentoonstellingsaanbod,
Naar aanleiding van de tentoonstelling in het Stedelijk Museum komen we te spreken over de ontwikkelingen in de hedendaagse beeldende kunst. De keuze die door Mantje c.s. gemaakt was suggereerde een totale omslag in de beeldende kunst van expressionistische, verhalende tendenzen naar abstracte, voorstellingsloze kunst.
Sonja Oudendijk zegt erover: ‘We laten zien waarmee we ons omringen. We pretenderen te weten wat er nu gaande is. Dit werk, dat we laten zien, is voor ons belangrijk. We proberen dus via Aorta of via zo'n tentoonstelling onze intenties naar voren te brengen, net als we dat met onze kunst doen. We leggen geen dictaat op maar halen binnen wat we belangrijk vinden’.
Mantje: ‘Het grote verschil met The Living Room is dat daar de nadruk ligt op het individu. Overeenkomsten in intentie of vorm worden ontkend, er wordt althans niet over
| |
| |
gesproken. Bij Aorta zal eerder gezocht worden naar een gezamenlijk gevoel. Er lijkt meer nieuwsgierigheid naar elkaars werk en dat van anderen. Het aanbod kan natuurlijk veel diverser zijn, zowel wat betreft het beeld als ideeën, omdat er geen noodzaak tot verkoop is. Bovendien komt de inbreng van plannen van zeer verschillende mensen, terwijl in The Living Room het beleid bepaald wordt door één persoon’.
| |
The Living Room
The Living Room ontstond eveneens in 1982 in een totaal andere situatie. Bart van de Ven en Peer Veneman waren net in Amsterdam komen wonen en wilden in hun huiskamer kunst laten zien. Van de Ven studeerde kunstgeschiedenis en Veneman was beeldhouwer. Ze kenden elkaar uit Brabant. Van de Ven vatte deze huiskamergalerie vanaf het begin op als een zeer serieuze aangelegenheid, zonder een spoor van de sfeer van de alternatieve ruimtes die in die tijd ontstonden. Je moest weliswaar drie trappen opklimmen om in de ‘huiskamergalerie’ in de Wagenaarstraat te komen, maar vanaf het begin was dat zeer de moeite waard. In het eerste half jaar exposeerden kunstenaars als Frank van den Broeck en Henk Visch al in de galerie. Kunstenaars die daar ‘ontdekt’ werden en nog steeds veel succes hebben. In mei 1982 kwam de eerste catalogus bij een groepstentoonstelling uit, waarmee de galerie zich presenteerde. Vijf van de dertien kunstenaars die daar genoemd worden zijn nu nog verbonden aan de galerie. In deze uitgave is een lyrische tekst opgenomen van Pieter Heynen, waarin gesproken wordt over de ‘zinnelijke hartstocht, waarmee jonge schilders en beeldhouwers momenteel hun werk bezielen’.
In de loop van 1983 werd het pand waarin de galerie gevestigd was, afgebroken. Het gaf Van de Ven de mogelijkheid een pand te zoeken op een strategischer plek in de stad. Daarnaast ging het werk in de galerie ten koste van
Sonja Oudendijk, zonder titel, beschilderd tin (reliëf), 1985.
Venemans' werk als beeldhouwer. Zo werd besloten om met de wijziging van woonplaats de galerie alleen door Van de Ven te laten runnen.
| |
Laurierstraat
In september 1983 opende de nieuwe galerie in de Laurierstraat. Er kwam een boekje uit waarin de kunstenaars werden voorgesteld die The Living Room wilde vertegenwoordigen, waaronder Peter Kantelberg, George Korsmit, Peer Veneman, Harald Vlugt. De tekst in het boekje was nu een vertaalde tekst van Nietzsche. De tekst gaat over ‘hoe iemand wordt wat hij is’.
Een opvallende passage gaat als volgt: ‘Het rangschikken van vermogens, distantie, de kunst om te scheiden, zonder vijandschap te zaaien; niets door elkaar halen, niets “verzoenen”; een gigantische veelheid, die desalniette- | |
| |
min het tegendeel is van een chaos - dat is de eerste voorwaarde geweest, de lange geheime arbeid en kunstenaarschap van mijn instinct’.
Misschien een uitspraak van Van de Ven over zijn selectiecriteria? Hij lijkt via een omweg toch iets duidelijk te maken over zijn begrip van kwaliteit. Van de Ven ontpopt zich in de loop van het komende jaar tot een volwassen galeriehouder. Zijn opstelling is zeer zakelijk en berekend. In een interview in de bijlage van Vrij Nederland van 27 juli 1985 zegt hij erover: ‘...Ik heb er toen voor gekozen om mee te gaan met de meest succesvolle kunstenaars. Dat is op kwaliteit gebaseerd. Je kan kiezen voor een galerie die geen al te hoge eisen stelt, maar dan raak je je goede kunstenaars natuurlijk kwijt. Liever zet ik me in voor de beste kunstenaars. En als er dan belangrijke mensen op af komen, ontstaat er een concensus over die kwaliteit. Daar is het allemaal om begonnen. En dat ik niet met onzinkunst aankwam, daar was ik gauw achter, bij de tentoonstelling van Frank van den Broeck al. Dat werd vrij snel opgenomen’.
In mei 1984 krijgen zijn contacten in het buitenland voor het eerst vorm. Hij maakt dan een tentoonstelling Im Klapperhof in Keulen met een zestal kunstenaars die hij uit zijn galerie kiest: Frank van den Broeck, Alder Mantje en Harald Vlugt, Peer Veneman, Rob Scholte en Martin van Vreden. Er verschijnt weer een catalogus, met nu een inleiding van Fred Wagemans. Deze inleiding is duidelijk minder bevlogen en heeft een zakelijker karakter. Er wordt iets gezegd over het karakter van de galerie en over het karakter van Nederlandse kunst. Wagemans benadrukt dat Bart van de Ven geen traditionele galeriehouder is maar zijn galerie leidt in een voortdurende dialoog met zijn kunstenaars. Van de Ven zelf zegt ook dat hij het op prijs stelt dat de mensen uit zijn galerie in een voortdurende dialoog met elkaar zijn. Hij treedt als groep naar buiten; als één kunstenaar succes heeft in b.v. Duitsland
Rob Scholte, ‘Verboden vruchten’, 200×200 cm, 1985, coll. Stedelijk Museum, Amsterdam.
Peer Veneman, ‘Heavy Load’, 210 cm, 1984, coll. Groninger Museum, Groningen.
gaat hij het liefst met al zijn kunstenaars naar de opening. De kunstenaars uit zijn galerie komen op elkaars atelier, eten samen na openingen en discussiëren over problemen in de kunst. Van de Ven pretendeert de mensen bij elkaar te houden, een sfeer te scheppen waardoor ze als groep de wereld kunnen verkennen.
| |
| |
Willem Sanders, ‘Study frenhofer's Leisure Landscape IV’ 100×70 cm, 1985.
The Living Room heeft geen stempel in de zin van één stijl. Er zijn allerlei stijlen en inhoudelijke verschillen te onderscheiden. De enige overeenkomst is misschien dat ze zich allemaal baseren op ontwikkelingen in de kunst tot nu toe. Iedereen kent de kunstgeschiedenis goeden wil daar op zijn eigen manier mee verder. Het werk van het echtpaar Fortuyn/O'Brien ligt echter mijlenver af van dat van Frank van den Broeck. Fortuyn/O'Brien zijn bijna conceptuele kunstenaars; ze benaderen de beeldhouwkunst op zeer theoretische wijze. Van den Broecks' werk is zeer aards, sterk vanuit zijn eigen emoties gedacht.
Peer Veneman en Willem Sanders zijn verwant door hun harde vormen en kleuren. Zij lijken meer met constructivistische ideeën te werken en trekken de aandacht sterk naar de buitenkant, het oppervlak van het werk. Nu, in 1986, ligt er weer een catalogus met een keus uit de kunstenaars die door Bart van de Ven worden vertegenwoordigd, de harde kern van de galerie nu: Frank van den Broeck, Fortuyn/O'Brien, Willem Sanders, Rob Scholte, Peer Veneman en Martin van Vreden. De teksten zijn literair beschrijvend. Duidelijk zoekt Dirk van Weelden een tekst die over de beelden heen zal vallen, geen traditionele kunsthistorische beschrijving. Hij probeert dat, maar slaagt daar maar gedeeltelijk in. De poging is te gewild, zoals zo vaak in zulke gevallen, maar in ieder geval geeft Van de Ven blijk van een poging zich te onderscheiden van de alleen op verkoop berekende galerie. Hij laat zijn idealen niet helemaal varen.
Nu, onlangs, is hij voor het eerst in New York geweest. Rondgelopen met de galeriehouder Tony Shafrazi en belangrijke contacten gelegd. Hij wilde er langer mee wachten maar zijn kunstenaars gingen hem voor. Martin van Vreden was er al, Willem Sanders en Fortuyn/O'Brien waren er. Samen met Peer Veneman ging hij zijn kunstenaars opzoeken. En niet zonder succes. Het lijkt erop alsof Shafrazi de komende zomer de eerste tentoonstelling van drie kunstenaars uit The Living Room zal maken.
Een fantastisch succes. Bart van de Ven kiest voor dit circuit en hij lijkt er goed in te passen. De vraag blijft natuurlijk open of de snelheid, kortstondigheid van het succes, de mode misschien, wel de goede weg is. Van de Ven is duidelijk in zijn keus en zijn kunstenaars met hem. Ze gaan het maken, ze zijn van deze tijd, een tijd waarin snelheid, kwaliteit, concurrentie voorop staan. Het lijkt erop dat het zal lukken.
|
|