Visies op spelling
Over spelling is het laatste woord nog niet gezegd. De laatste jaren wordt er weer veel over geschreven. Sinds Cohen en Kraak in 1972 hun boek Spellen is spellen is spellen publiceerden, nog steeds een van de beste boeken over dit onderwerp, zijn er verschillende nieuwe studies verschenen. Cohen en Kraak pleitten in 1972, toen de twisten hoog waren opgelaaid, voor een terughoudend standpunt. Er moest eerst nog veel onderzoek gedaan worden, zeiden zij. De meeste argumenten voor en tegen spellingverandering waren in feite beweersels. Niemand kon met enige zekerheid zeggen dat de genoemde voordelen of nadelen reëel waren.
Of het nu door het boek van Cohen en Kraak komt of door iets anders, in ieder geval begint het spellingsonderzoek sindsdien een klein beetje van de grond te komen. De voornaamste boeken zijn die van V.J. van Heuven, Spelling en lezen (1978), G.E. Booij e.a., Spelling (1979) en E.M.H. Assink, Leerprocessen bij het spellen (1983). Maar ook anderen doen onderzoek, bijvoorbeeld H.J. Kooreman, M.J.C. Mommers, P. Reitsma, R.J. van Rijnsoever en G. Verhoeven.
Het nu verschenen boek Visies op spelling, onder redactie van E. Assink en G. Verhoeven is een bundel opstellen over de stand van zaken in het spellingonderzoek. Alle genoemde onderzoekers komen aan het woord, en ook nog andere. Het boek is in zes afdelingen verdeeld: Spelling en cultuur, spelling en taalkunde, spelling en psychologie, Spelling en onderwijs, Spelling en maatschappij, en Spellinghervorming? Op een enkele passage na, zijn alle bijdragen zeer leesbaar. Een belangrijk boek voor ieder die op de hoogte wil zijn, studenten, leraren, psychologen, taalkundigen, politici en de gelukkig grote groep die niet beroepshalve in spelling geïnteresseerd is.
De lijn van Cohen en Kraak wordt voortgezet. Geen heetgebakerde kreten, maar zorgvuldig onderzoek. En voorzover nu valt te overzien, was de terughoudendheid van Cohen en Kraak in 1972 heel verstandig. Het nieuwe onderzoek wijst uit dat men met een spellingverandering in fonologische richting (en daar gaat het al zo'n honderd jaar om) uiterst voorzichtig moet zijn, omdat de beloofde voordelen vermoedelijk tegenvallen, en omdat er allerlei onaangename gevolgen zullen zijn. Een echte en definitieve afweging van de voor-en nadelen is op dit moment, zoveel is duidelijk, onmogelijk. We weten er nog te weinig van. En waarschijnlijk komen we nooit genoeg te weten voor een gefundeerd besluit. Een spellingverandering zal een sprong in het duister blijven, met vele en ernstige risico's.
Alleen al de ongelijksoortigheid van de belangen die in het geding zijn, maakt een afweging bijna ondoenlijk. Juist door de brede benadering geeft het boek van Assink en Verhoeven daar een goede indruk van. Zo zijn de voor- en nadelen voor de leerbaarheid van een nieuwe spelling erg moeilijk af te wegen tegen de