Boermans onvoldoende zijn eigen opvattingen kon verwezenlijken, en maakte zich vervolgens sterk voor landgenoot Sam Bogaerts, een regisseur die opgevallen was met onder andere zijn eigen gezelschap De Witte Kraai.
Wat de leden van de ‘bende van vier’, zoals de benaming al snel luidde, gemeen hadden was vooral één ding: gebrek aan ervaring bij het bespelen van de grote zaal. De reden waarom dit viertal bereid gevonden werd om op deze wankele basis samen te werken, kan eigenlijk niet anders zijn, dat ieder voor zich heimelijk de gedachte koesterde, dat hij als winnaar uit de onvermijdelijke machtsstrijd zou komen. Uit het feit dat deze leiding slechts een éénjarig contract kreeg aangeboden, kan worden afgeleid dat het ook voor het bestuur duidelijk was dat een vierkoppige leiding een tijdelijke zaak zou zijn.
Die machtsstrijd brak inderdaad uit, zich toespitsend op de vragen aan welke prioriteit de grote zaal-produkties moest worden gegeven en of bij de samenstelling van het repertoire en de repetitieperiode niet een grotere vorm van flexibiliteit wenselijk zou zijn. Achteraf gezien - we blijven makkelijk praten - kan het kwartet naïviteit worden verweten. Natuurlijk konden ze niet op hun gemak door ruzieën, de tijd was daar eenvoudig niet naar. Slechte bezoekcijfers in de Noordbrabantse schouwburgen bewezen al jaren de geringe behoefte aan de brutale en intellectualistische koers die Gerardjan Rijnders had ingezet. Rijnders kon zich in Eindhoven handhaven dankzij boven discussie verheven kwaliteit en een sterke charisma, maar eigenlijk paste zijn manier van werken natuurlijk veel beter in Amsterdam, waar voor elk soort toneel wel een publiek bestaat. Daar werkt hij nu dan ook.
Natuurlijk lieten de zuidelijke schouwburgdirecteuren van zich horen toen de nieuwe leiding van Globe uitgerekend als eerste grote zaal-produktie de meest publieksonvriendelijke voorstellingen
De ontslagen artistieke leiding van Globe, vlnr: Thea Boermans, Kees Hulst, Paul de Bruyne, Sam Bogaerts.
uit Globes geschiedenis uitbracht:
Hamletmachine/Egofiel. Natuurlijk grepen het bestuur en de zakelijke leider Kommer 't Mannetje in toen de artistieke leiding niet voor de vastgestelde datum een beleidsplan voor het komende seizoen op tafel kon leggen. Maar de stap die toen volgde is wel verrassend: de benoeming van Ronald Klamer als enige opvolger. Deze jonge en beginnende regisseur bewees met slechts drie redelijk tot slecht ontvangen produkties beduidend minder artistieke potentie, dan elk lid van ‘de bende van vier’ afzonderlijk.
Klamer bracht wel iets anders in: de bereidheid om met zijn beleid rekening te houden met de publieksvraag en het soort persoonlijkheid dat bij velen heel wat opener en plezieriger overkomt, dat de ‘ze-kunnenallemaal-me-reet-likken’ houding die Bogaerts, De Bruyne, Hulst en Boermans ieder op een eigen manier sterk uitdragen. De benoeming van Klamer was nog geen feit, of het repertoire voor komend seizoen werd al bekendgemaakt: Prinz Friederich von Homburg van Heinrich von Kleist in de regie van de Belg Herman Gilis (o.a. Mannen van de Dam en Area), Long day's journey into night van Eugene O'Neill in de regie van Klamer zelf en Die Fledermaus van Johan Strauss in regie van operaregisseur Hans Nieuwenhuis, in een