Jules Schmalzigaug, ‘Ruimte en licht (de zon maait door de Salute kerk Venetië)’, lijmverf op doek, 95 × 105 cm, 1914.
naturaliseren’, of: ‘gij had ons beter in het Vlaams opgevoed’. Hoe durfde hij, de rekel. Zijn vrienden keerden zich van hem af. Zelfs in
Kunst van Heden waar meneer dan toch secretaris van was, had hij nooit mogen exposeren. Een nul had zijn vader voortgebracht, een grote nul. Dus ging Jules naar Venetië terug om bij die andere rekels te hokken, die futuristen, of hoe ze mochten heten. Dat was een echt schandaal.
Jules hield de adem in, twee maanden lang, waagde toen de sprong en het was raak. Hij schilderde als bezeten, werd herkend, erkend, vereerd en bewonderd. Een held in de strijd tussen de ‘mods’ en de rockers van toen, de jets en de sharks van Venetië, de ‘passeisten’ en futuristen in Café Florian. Voor het futuristisch kamp was Schmalzigaug een exotisch bondgenoot. ‘We zijn in Venetië de jonge dwazen, die de rode anjer in het knoopsgat dragen, die in opstand komen tegen de vaderlijke bescherming van onze ouderen’. Elke zondag geeft hij voor een select gezelschap een five-o'clock, daar komen de vrienden van de ‘ware asbak’ bijeen. Intussen komt onverwacht en aangelokt door het strijdrumoer de helft van de Belgische kunstenaarsbent in Venetië over de vloer. Niet minder dan dertig leden van de Kunst van Heden defileren voorbij. Wolfers, Baes, Fabry, Langaskens, Omer Diericks, Opsomer, Coppens, Prosper Colmant, Is. de Rudder: Schmalzigaug noemt ze Beotiërs. Hij is waar hij zijn wou. Boven op de barricaden smolt hij als een felle furie, de wereld tot schoonheid, smeedde hij als een meester het hete ijzer. Hij werkte als bezeten, verhuisde weer, maar bleef in Venetië. Als een gek stortte hij zich in de nieuwe stijl en schilderde als had hij nooit anders geschilderd. Niet alleen de vrienden, kunstenaars, zagen zijn meesterschap. Brabantini, directeur van het Venetiaans Museum voor Moderne Kunst, deed de passies nog hoger oplaaien. Hij kiest voor radicalisme en vernieuwing en nodigt Schmalzigaug en de futuristen uit voor een groepstentoonstelling. De berichten over de Antwerpse radicaal bereiken ook Rome, de hoofdstad van de revolutie. Daar wordt op internationaal, wat zeg ik, op universeel niveau gestreden. Daar wordt een tentoonstelling voorbereid: de Prima Esposizione Libera Futurista Internazionale in Galleria Sprovieri. Pittori e
Scultori Italiani, Russi, Inglesi, Belgi, Nordamericani zullen de wereld versteld doen staan van 13 april tot 25 mei 1914. Een rebellencongres, een mijlpaal in de kunstgeschiedenis.
Jules Schmalzigaug, ‘Baron Francis Delbeke’, gouache en pastel op karton, 89,5 × 125,5 cm, 1917.
Veel Belgen waren er bij Sprovieri niet bij aanwezig. Eigenlijk was er alleen Schmalzigaug, maar dan wel met zes werken. Op dit kettersconclaaf was hij een volwaardige prelaat. Vader moet zich diep hebben geschaamd, al had hij er zich wellicht ooit mee verzoend, als hij had geweten welk een gouden toekomst zijn verloren zoon nu uiteindelijk dan toch toelachte, hoe zijn naam zou worden bijgeschreven in grote letters, hoe misschien ooit een straat naar hem zou worden genoemd.
Maar het is de futuristen slecht vergaan. Korte tijd later brak in Sarajevo de dodendans uit. Jules Schmalzigaug moest zich melden voor de militaire dienst in Antwerpen. Hij werd afgekeurd om gezondheidsredenen. De familie week uit naar Den Haag en Jules, de verjaagde rebel, kwam in het kille sombere noorden in ademnood. Revolutionaire vrienden waren er wel, en ze bewonderden hem. Georges van Tongerloo toont hem, aan de wieg van de Stijl, zijn eerste abstracte beeldjes. Schmalzigaug vindt ze prachtig en vertelt over het futurisme waar Van Tongerloo nooit van had gehoord. Schmalzigaug schrijft zijn kleurentheorie gebaseerd op het contrast tussen