Tom Pauka, Gedroomde kansen, staat in het teken van de verloren onschuld. In deel I wordt de droom in stand gehouden; in deel II slaat de chaos met niets ont ziende kracht toe. Door kleine verwijzingen naar eigen vroegere teksten maakt de auteur duidelijk dat hij zijn zelfonderzoek onafgebroken voortzet. De ik-figuur is, net als Pauka, geboren in 1934; zijn grootmoeder is een joodse met de naam Volk; samen met haar man werd ze in maart 1943 weggehaald en ze stierf op 9 mei van datzelfde jaar; als kind had hij allerlei problemen met eten; met zijn vader treedt hij op in café's. Uiteraard is de relatie met die vader alweer problematisch.
Hans, de 25-jarige ik-figuur, beschouwt hem als een concurrent voor zijn achternicht Lisa, die drie jaar jonger is dan hij en met wie hij een unieke relatie heeft. Na de driehoek vader/moeder/Hans ontstaat nu een tweede conflictueuze driehoek, met name vader/Lisa/Hans. Bij de minste toenaderingspoging van zijn vader tot Lisa, reageert hij zeer heftig: ‘Als hij Lisa aanraakte zou ik gaan braken’. Hans' jaloersheid heeft trouwens twee facetten, die beide in de volgende zin aanwezig zijn: ‘Also, mein Vater liebte die Lisa und mich liebte er nicht’. Hans wordt geobsedeerd door de gedachte dat hij zijn vader en alle andere belagers van Lisa vóór moet blijven: al op 15-jarige leeftijd bedrijft hij de liefde met haar. Hij bouwt een volstrekt originele relatie op, waarbij ze soms gewoon elkaars maatjes zijn, maar soms ook op de meest ongewone plaatsen paren, b.v. in treinen, in bomen, op een druk strand, in de bioscoop, op een dansavond, tijdens een bokswedstrijd. Ze ontwikkelen een geheimtaaltje, waarvan woorden als ‘uitwaaien’, ‘passeren’, ‘wasophangen’ betekenen dat ze zin hebben. Hun relatie is zo exclusief dat ze alleen nog in elkaar kunnen opgaan en de rest van de wereld hen onverschillig laat. In feite ziet Hans in Lisa zijn andere helft. Niet toevallig wordt in de tekst verwezen naar de Platonische tweeling; voor de buitenwereld zijn ze samen ‘Hansnlisa’. Als Hans in Lisa's ogen kijkt, ziet hij zichzelf: ‘deze irissen met hun groene en bruine splinters waren van hetzelfde maaksel als de mijne of misschien zelfs duplicaten, verwisselbaar’. Hans ontmoet in haar zijn andere ik; hij wil worden wie zij is, leven zonder angst net zoals zij. Door haar te bezitten, wil hij zich bevrijden van zichzelf. Maar eigenlijk lukt dit niet. Het enige tastbare resultaat van hun verhouding is dat Hans volkomen stuurloos is zonder Lisa, zich ellendig voelt als hij alleen
is. De onvrijheid is met hun relatie meegegroeid en bereikt ongekende climaxen, die leiden naar een fatale breuk. Versmelten zullen ze nooit, ook niet bij het paren; alleen zijn ze vrienden voor het leven.
De anekdotiek die deze thematiek duidelijk maakt, is haast bijkomstig. Lisa en Hans zijn de reisleiders van een groep van vijftien ouden van dagen. De reis gaat naar Griekenland en duurt twee maanden, maar brengt geen uitkomst voor hun vreemdsoortige relatie. Als Hans in een Grieks dorpje oom Jannis en tante Georgina ontmoet, valt hem op dat hij bij hen hetzelfde patroon herkent als bij zijn ouders en bij hemzelf: aan de vrouwen worden alle moeilijke dingen des levens overgelaten; op de keper beschouwd hadden die vrouwen hun mannen niet nodig en werden ze in feite alleen maar belemmerd door hun aanwezigheid. De reis lost voor Hans niets op, ook omdat hij door observatie van de vijftien oude reizigers het verschijnsel ‘mens’ beter leert kennen. In de loop van de reis gaat de groep meer en meer een eigen, niet meer te stuiten dynamiek ontwikkelen. De rampzalige geschiedenis van de mensheid herhaalt zich hier in het klein. De oudjes, die krap bij kas zitten, gaan eerst druiven en vijgen plukken, daarna zoeken ze tegen betaling rolstenen op het strand en zelfs houtachtige distelplanten; ten slotte schrikken ze er
Tom Pauka (o1934).
niet voor terug oude kerkjes en begraafplaatsen te beroven en de gevonden kostbaarheden te verkopen. Het vijftiental wordt bezeten door de hypnotische kracht van begeerte naar geld en bezit. De activiteiten worden meer en meer georganiseerd door de mysterieuze Leif, die de groep diabolisch bespeelt. Leif heeft niets van het rusteloze dat Hans in zichzelf herkent, ‘het rusteloze dat veroorzaakt wordt door onvervulde wensen’. Hans zou als Leif willen zijn; bovendien drijft hij Lisa in diens armen door haar op onderzoek uit te sturen, in verband met het vermoeden dat Leif de verloren zoon is van oom Jannis en tante Georgina. De vraag is of hij op die wijze Lisa klein wil krijgen, die hem immers te sterk is. Leif zet Lisa helemaal naar zijn hand, speelt met haar, verplicht haar Hans te bedriegen en te verraden, zelfs als die gekwetst in een kliniek ligt. Leif veroorzaakt de grote chaos, die leidt tot het wegjagen van Jannis en Georgina, het wegvluchten van de wellicht zwangere Lisa naar Holland, Parijs en Zweden. De herstelde Hans zet letterlijk de achtervolging in, nadat hij eerst in Nederland geschorst is o.a. wegens de verkeerd afgelopen busreis. Hij kiest het gezelschap van een terminale patiënt. Het dramatische voor Hans is dat hij de zoektocht naar Lisa onmogelijk tot een goed einde kan brengen zonder zijn geliefde gids en dat is Lisa zelf. De gebeurtenissen leiden hun eigen leven en Hans holt er ver-