Ons Erfdeel. Jaargang 29
(1986)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
De vrouwenbeweging in Vlaanderen
| |
Dolle Mina schopt Vlaanderen wakkerOmstreeks 1970 ontstonden de eerste emancipatiewerkgroepen in Vlaanderen. De PAG, of Pluralistische Actiegroep voor Gelijke Rechten van Man en Vrouw b.v., die in 1970 de vrouwen aanzette om op vrouwen te stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Dolle Mina, die in Antwerpen voor de camera's liep met ludieke acties en die zich, uitgedaagd door de uit- Amsterdam overgewaaide Nederlandse naamgenoten, provocerend opstelde en de perslui meteen het hoofd op hol bracht. Vlaanderen schrok wakker bij de start van de tweede emancipatiegolf. Na de vernieuwingsbeweging van het Tweede Vaticaanse Concilie en de studentenrevolte van mei. '68 was dit de derde schok in een braaf land dat traditioneel en individualistisch voortslofte onder de kerktoren. We hadden toen zo'n 20 % vrouwelijke universitaire studenten, maar zo goed als geen vrouwen op politieke, sociale of financiële beleidsplaatsen. Wel bestond 33% van de werknemers uit vrouwen. Het emancipatiethema zelf was voorbereid in de socioculturele vrouwenorganisaties. Vrouwen ontdekten pas de pil, maar nog steeds konden veel huisartsen hen ervan overtuigen dat ze de pil niet verdroegen. Studenten experimenteerden met een vrijere moraal en nieuwe leefvormen. Niettegenstaande het hoge aantal gehuwde vrouwen dat werkte in de economische groeiperiode, blijft de eerste en voornaamste taak van de vrouw in het gezin, het huishouden en de kinderen. De man heeft juridisch het laatste woord over de opvoeding van de kinderen en over het beheer van gemeenschappelijke en eigen goederen in het huwelijk. Veel vrouwen echter zijn verontwaardigd | |
[pagina 232]
| |
over deze Napoleontische overblijfselen. In het parlement zetelt nog geen 3 % vrouwen. De eerste periode waarin de vrouwenbeweging in het kielzog van de internationale beweging ontstaat en tot bloei komt, is een heroïsche tijd. De onderdrukking wordt ontmaskerd en aangeklaagd. Ze is ook heel dichtbij en goed herkenbaar. De aanpak is nieuw, emotioneel, overweldigend. De strijd voor gelijkheid en emancipatie is voldoende als legitimatie; zij behoeft geen zwaarwegende argumenten. Het vergt moed wanneer vrouwen erop staan dat hun partner hen helpt in de huishouding. Met ongeduld worden de bakens verzet en heel wat huwelijken sneuvelen onder de druk van het gelijkheidsstreven en het scherpe gevoel dat de ‘dolle Mina's’ ontwikkelen voor elke vorm van sexistische onderdrukking. | |
Een pluralistische aanpakAl vroeg ontstaat een samenwerkingsverband in het Vlaamse Vrouwen Overleg Komitee (VOK). In dit pluralistische forum komen progressief en feministisch denkende vrouwen bijeen om samen sterker te staan. Het in leven roepen van het VOK is voor de Vlaamse vrouwenbeweging een historische gebeurtenis, die welbewust de verdeel- en heersstrategie van kerken en partijen dwarsboomt. Vrouwen kiezen voor solidariteit over alle zuilen heen om hun eisen kracht bij te zetten. Hieraan ging de analyse vooraf die aantoonde, dat vrouweneisen steeds ontkracht werden doordat vrouwen in iedere vakbond, krant, politieke partij, kerk of socio-culturele organisatie onderaan de ladder werken. Ieder hoger echelon heeft er baat bij dat vrouweneisen worden weggemoffeld of ingeruild bij onderhandelingen. Alleen wanneer vrouwen de scheidingsmuren slopen en luid roepen, worden ze buiten het eigen huis gehoord. Dit gebeurt dan ook op de jaarlijkse vrouwendagen. De eerste, op 11 november 1972, is een nationale happening waarbij tienduizend mensen, waaronder veel mannen, aanwezig zijn. Het is een feest én een aanklacht, een manifestatie van protest en levenswil. De vrouwenbeweging in Vlaanderen is nu officieel van de grond en roept om aandacht. Binnen het VOK, dat het eerste jaar erg anarchistisch werkt - feministen zijn tegen structuren die onderdrukken - wordt al snel overgegaan tot een steviger aanpak. Dit is nodig om efficiënter in de aanval te gaan. Reeds in 1974, op de vooravond van het UNO Jaar van de Vrouw, komt het VOK voor de dag met een politiek urgentieprogramma van drie hoofdstukken: Onderwijs, Arbeid en Recht. | |
1975: het jaar van de werkloze vrouwIn 1975, het Internationaal jaar van de Vrouw, wordt de overheid toegankelijker en ieder die radio of TV beluistert heeft weet van dit UNO-thema. Je gaat akkoord of niet, maar je kunt er niet aan ontsnappen: je stelt jezelf vragen. | |
[pagina 233]
| |
11e Vrouwendag te Oostende (1981). (Foto Rita Lacres).
Deze tijdelijke populariteit strooit de feministen geen zand in de ogen. Ze eisen geen jaar, maar een leven voor de vrouw. Ze constateren kritisch dat de regering weinig doet en zich verschuilt achter de belofte dat ze commissies in het leven zal roepen die adviezen zullen geven over de status van de vrouw en over de vrouwenarbeid. De feministen die binnen structuren van partijen en vakbonden werken, zullen er instappen, de anderen blijven aan de deur kritisch toekijken. Eind 1975 wordt de balans opgemaakt van het Jaar van de Vrouw en het oordeel is negatief; feministen spreken van het Jaar van de Werkloze Vrouw. Inderdaad, de economische crisis is ingezet en de eerste toename van werklozen tel je onder de vrouwen. Alle mooie beloftes van gelijk loon voor gelijke arbeid ten spijt, alle vriendelijke aandacht daargelaten, vrouwen blijven in de eerste plaats huisvrouwen. In crisistijd is het lot van een reserve arbeidsleger van vrouwen: de spanning op de arbeidsmarkt lichter maken. De kloof tussen mooie woorden en zoete beloftes en de dagelijkse praktijk in de politiek voorkomt dat feministen zich laten inpakken. | |
Verlinksing en verbreding vanaf 1976Als reactie ontstaat er een verlinksing van de beweging. Dit wordt de feministisch socialistische stroming, kortweg fem-soc, die de rode draad van de ter ziele gegane Dolle Mina weer opneemt en gaat graven in Marxistische theorieën om de fundamenten van het kwaad bloot te leggen. De linker vleugel werkt aan de verdieping van het inzicht en het scherp formuleren van het standpunt. Zij sluit maar node compromissen. Daar wordt het thema van de vijfde vrouwendag bepaald: met het omstreden abortusstandpunt wordt de zaak van de gevangengezette Dokter Peers aangepakt. Meteen wordt de meer traditionele vleugel van de beweging geprovoceerd. Het is het symbool van het revolutionaire verzet tegen de dreigende inkapseling van zoetgevooisde maar ongeloofwaardige beloftes, waarmee de partijen het feminisme eerbaar willen maken. Tegelijkertijd strekt de beweging zich ook uit naar eenvoudiger groeperingen in de vrouwenhuizen, die haarden worden van bewustwording en centra van zelfhulp. Zij stellen zich vrij soepel op. Ze willen pluralistisch werken, want iedere vrouw moet er welkom zijn. | |
[pagina 234]
| |
Vrouwendagen vol informatie over al wat leeft in de beweging (Foto Rita Lacres).
Daarnaast is het vooral vanuit de beginnende vluchthuizenbeweging dat er een nieuwe feministische radicalisering ontstaat. Deze radicalisering doet zich voor bij de vrouwen die zich inzetten voor de opvang van mishandelde vrouwen en hun kinderen. Ze uit zich vaak in een anti-man houding. Mannen reageren hier sterk op en het beeld van de lesbische vrouw die alle mannen haat, wordt soms het al te gemakkelijke etiket dat de beweging in diskrediet brengt. Het is echter niet juist dat alle feministen onder één noemer te vatten zijn. Integendeel, het is precies in deze periode van radicalisering dat er ook een grotere verscheidenheid in de werking optreedt. Niet alle vrouwenhuizen hebben dezelfde standpunten, sommige zijn meer behoudend, andere meer democratisch of meer anarchistisch. Toch doen ze pogingen om tot samenwerking te komen in een voorzichtig Vrouwenhuizenberaad. Ook de vluchthuizen kennen verdeeldheid: de Federatie van de vluchthuizen, die zich radicaal opstelt, staat tegenover het Antwerpse vluchthuis, dat nogal voorzichtig reageert. Ondertussen is het aantal vrouwen in de politiek toegenomen. Het aantal gekozenen is verdubbeld, maar blijft beschamend laag! De invloed van vrouwen in de partijen groeit, ze veroveren er een plaats. Vooral de Christelijke Volkspartij (CVP) vindt er baat bij. De socialisten begaan de vergissing de feministen als ‘scheurmakers’ links te laten liggen. | |
Vrouwendagen worden themadagenVanuit een feministisch georiënteerde marxistische analyse stoot de fem-soc door naar de wortels van de onderdrukking. Het onderscheid tussen mannenwerk en vrouwenwerk, de manipulatie van de betaalde vrouwenarbeid, het onderscheid tussen de privé-sfeer en de maatschappelijke sfeer worden nu beschouwd als het kader waarbinnen de vrouwenonderdrukking bestendigd wordt. Het thema wordt nu: herverdelen van arbeid en inkomen; korter werken per dag voor iedereen; herverdelen van betaald en onbetaald werk; toegang tot alle beroepsopleidingen. Feministen keren zich niet tegen het gezin op zich, maar tegen het gezin dat met zijn huidige structuur een behoudende rol speelt in de samenleving. Het gezin als hoeksteen van de maatschappij, inderdaad. Dit wordt ontmaskerd als de grote leugen die vrouwen zoet houdt. De organisatie van privé-leven in het gezin onder de hoede van de vrouw en maatschappelijk leven daarbuiten, het jachtterrein van de man, dat wordt aangeklaagd. Van de weeromstuit ontstaan er groepen die opkomen voor het behoud van het bestaande. De thuisvrouwenbeweging en de pro-vita beweging houden nu geregeld tegendemonstraties. | |
Voor gelijke rechtenOndertussen zijn heel veel feministen van het eerste uur op de politieke barricaden gaan vechten. Ze werken verschrikkelijk hard, hebben goede dossierkennis en een groot incasserings vermogen. Dank zij hun inspelen op wat leeft aan de basis en dank zij hun hardnekkige strijd in de politieke commissies verandert onze wetgeving. In de periode 1975-1980 volgen | |
[pagina 235]
| |
Actie voor het gerechtshof te Antwerpen voor de toepassing van de wet op de gelijke behandeling (1981).
de meeste hervormingen. Een voor een worden de verouderde, discriminerende wetten vervangen door nieuwe wetten die de eisen van het eerste uur vertalen in artikelen over gelijkheid. Gelijkheid in de ouderlijke macht, gelijkheid in het beheer van de huwelijkse goederen, gelijke bestraffing bij overspel, de belofte van gelijk loon voor gelijk werk, verbod van sexistische advertenties, gelijke toegang tot alle beroepsopleidingen, gelijke kansen bij sollicitaties en promotie. Niettegenstaande deze duidelijke successen, waarbij België op heel wat andere landen vooruit loopt, groeit er een diepe kloof tussen de feministen die binnen partijen en structuren werken en de feministen die er tegenaan schoppen. In het VOK wordt het moeilijk om beide groepen bij elkaar te houden. Vanaf 1978 nemen de christelijke socio-culturele vrouwenorganisaties niet meer deel aan de vrouwendagen. De hardere politieke drukkingsgroep binnen de CVP, Vrouw en Maatschappij, komt nog wel, maar na 1982 verdwijnt ook deze groep. Zij voelt zich aangevallen. Op de vrouwendag is geen plaats meer voor pluralistische werking. | |
Coalities tegen de crisisNu de crisis de linkse feministische vleugel agressiever maakt en meer anti-regeringsgezind wordt de Linkse Vrouwen Eenheid het nieuwe samenwerkingsverband i.v.m. de jaarlijkse abortusbetoging begin maart, de periode van de internationale vrouwendag. Nog één keer wordt een poging gedaan om met vereende krachten succesvol te protesteren tegen de regeringspolitiek. De aanleiding: maatregelen om te bezuinigen op de werkloosheidsuitkering van niet-gezinshoofden, voor het merendeel vrouwen dus. Vrouwenverzet brengt in een snelle reactie voor de pers vrouwen uit alle politieke geledingen eendrachtig bijeen. Het resultaat is echter klein en de eendracht brokkelt de volgende dag weer af. Crisis doet polariseren. Er ontstaat een nieuwe coalitie van feministen en vakbondsvrouwen in Vrouwen tegen de Krisis. De samenwerking verloopt moeilijk en het duurt een tijd voor men een compromis vindt voor het samenwerkingsakkoord. Eerst moet de abortuseis - onbespreekbaar in christelijke vakbondskringen - vallen. Vier jaar wordt er samen betoogd tegen de besparingsmaatregelen van de regering, tegen de bedreiging van werkloosheid en voor het behoud van het recht op uitkering voor werkloze vrouwen. | |
Tien jaar laterOmstreeks 1980, of tien jaar later, ziet de vrouwenbeweging in Vlaanderen er dus heel anders uit: een twintigtal vrouwenhuizen zijn nu werkzaam in steden en gemeenten; een op dat ogenblik sterke fem-soc vleugel werkt aan de kritische theorievorming en het politieke protest; een groeiende radicale feministische vleugel met enkele lesbische koplopers schopt de feministen een radicaler geweten; vluchthuizen voor mishandelde vrouwen nemen vrouwen en kinderen in de grote steden op en stellen het thema van het geweld in het gezin aan de orde; actiegroepen houden zich bezig met het | |
[pagina 236]
| |
thema verkrachting als vorm van sexistische machtsmisbruik; het documentatiecentrum RoSa kan geraadpleegd worden bij de studie van de rolpatronen, en op veel scholen en universiteiten zijn thesissen in voorbereiding en wordt onderzoek gedaan naar deelthema's van de vrouwensituatie. Drie grotere feministische tijdschriften, Schoppenvrouw, Marianne en Lilith, beconcurreren elkaar en hebben het alle drie moeilijk om professioneel te worden terwijl elke lokale groep een eigen krantje uitgeeft. Op de radio kan nog maar bescheiden gewerkt worden in één programma, op de TV nóg minder. De pers doet haar best om de feministen dood te zwijgen. En toch zijn nu de meeste nieuwe wetten aangenomen, werden enkele vrouwen op minister- of staatssecretarisposten aangesteld en werken er nu vier officiële adviescommissies op nationaal niveau. De commissie Vrouw en Onderwijs lijkt echter een doodgeboren kind en het Ministerieel Comitee voor gelijke rechten wordt een lachertje genoemd. Maar de Commissie Vrouwenarbeid en de Statuscommissie hebben goed werk geleverd. Het wordt echter steeds duidelijker dat een consequent emancipatiebeleid ontbreekt. Van de kant van het establishment is er helemaal geen interesse voor de vrouwenzaak. De nieuwe wetten blijken papieren tijgers te zijn zonder de gepaste uitvoeringsmaatregelen om ze kracht bij te zetten. Het feminisme krijgt onvoldoende financiële middelen en beroepskrachten en maakt pas op de plaats. De feministen zelf zijn kopschuw. Er mogen geen Belangrijke Vrouwen, Deskundigen of Vedetten ontstaan. De ene vrouw mag de andere niet onderdrukken en elke feministe moet alles kunnen experimenteren. | |
Nieuwe evolutiesVeel vrouwen uit de beweging ruilen nu het taaie vrijwilligerswerk van het engagement van de eerste jaren voor een ander werkterrein; de militanten kiezen een beroep. Ze werken aan hun eigen tewerkstelling en in tweede instantie aan de tewerkstelling van andere vrouwen. Het vrouwenvormingswerk krijgt nu vorm en start met politieke scholing, VOS-cursussen (Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving), Tweede Kans Onderwijs, Omschakelen (van huisvrouw naar beroep of maatschappelijk engagement). De situatie van dit vormingswerk blijft echter kwetsbaar: financiële afhankelijkheid baart financiële zorgen, tijdelijke werkstatuten bedreigen de continuïteit. De belangstelling van een erg gemotiveerde groep is echter groot en het engagement van de vormingswerksters doet daar niet voor onder. Vrouwen ervaren het tekort aan studiemateriaal, maar vooral het gemis aan een krachtig emancipatiebeleid. Op dat terrein zit het goed fout. Vrouwenemancipatie geniet niet langer prioriteit. Jongeren zijn nu interessanter voor de overheden. Vooral het Europees Sociaal Fonds, waar o.m. Omschakelen beroep op doet verlegt haar politiek van vrouwen naar jongeren, van vorming naar opleiding. U vraagt, wij draaien, anders gaat de kraan dicht. Een ander thema dat nu sterke bijval krijgt, is de zelfverdediging voor vrouwen. Sexueel geweld wordt gedefinieerd als machtsmisbruik en vernedering van vrouwen. Ook initiatieven als Handige Henriëtta kennen groot succes. Vrouwen willen zelf hun lekkende kranen repareren. Maar van al deze initiatieven, de oude en de nieuwe, wordt het bestaan bedreigd, wanneer het moeilijk of onmogelijk wordt om beroep te doen op Biezonder Tijdelijk Kader of andere vormen van door de overheid gesubsidieerde tewerkstelling. Dit wordt dan ook het fatale (voorlopige?) eind van enkele goede inititatieven. | |
De positie van de Vlaamse vrouw vandaagSinds 1980 zijn veel vrouwen uit de feministische | |
[pagina 237]
| |
131 Vrouwendag (Brussel 1984) voor een emancipatiebeleid. (Foto Rita Lacres).
beweging verdwenen. Dit wil niet zeggen dat ze verloren zijn voor de zaak. Integendeel. Zij breken door in de beroepswereld en streven daar naar het veroveren van een invloedrijke positie. Maatschappelijk heeft er al met al een grote verschuiving plaatsgevonden in het aanvaarden van geëmancipeerde vrouwen. Aan de universiteit en in het hoger onderwijs maken vrouwen in 1985 bijna de helft uit van de studenten. In de geneeskunde zijn meisjesstudenten soms in de meerderheid. In de meer technische richtingen gaat de evolutie trager. Het wordt vechten tegen de bierkaai. In de RVA-opleidingen voor werklozen zijn vrouwen bij de draaiers-frezers, bij de meubelmakers, de lassers, de schilders, maar ze vinden moeilijk werk na de opleiding. Vrouwelijke ingenieurs zoeken samenwerking. Een werkgroep feminisering bij de artsen bestaat al. Er is een bloeiende club van vrouwelijke bedrijfsleiders, en sinds enkele jaren hebben vrouwen ook hun selecte Service Clubs. Elke politieke partij heeft af te rekenen met haar vrouwelijke drukkingsgroep en iedere vakbond heeft een vrouwencommissie. Maar een echt feministisch netwerk van vrouwen die een beroep uitoefenen, zoals in Nederland bestaat, komt in Vlaanderen niet tot stand. De motivatie is er wellicht wel, maar de werkpaarden zijn overbelast. Geld is er niet en nieuwe vrijwilligsters ontbreken. In het dagelijks leven is veel veranderd. Jonge vaders moederen mee over hun kleine kinderen. Bij tweeverdieners helpen de meeste mannen thuis, ook al blijft de eindverantwoordelijkheid voor het gezin bij de vrouw. Vrouwen werken aan hun eigen ontplooiing en vorming. Veel vrouwen streven er naar om vandaag hun leven zelfstandig in te richten, hebben hun eigen inkomen en werken hard. De vrouwelijke beroepsbevolking nam tussen 1961 en 1981 toe met 68,3% terwijl de mannelijke beroepsbevolking nagenoeg constant bleef. Het aantal part-time werkende vrouwen groeit echter sterk en vrouwen zijn nog steeds in de meerderheid bij de werklozen. Bij veel van deze werkloze vrouwen is armoe troef. Vooral de gescheiden vrouwen vechten om te overleven. De crisistijd blijft hardnekkig een domper zetten op de pas geformuleerde eisen. De oudere gehuwde vrouwen kunnen niet meer geloven in hun recht op arbeid, nu ze van veel kanten bestookt worden met schuldgevoelens tegenover werkloze jongeren en ‘kostwinners’. | |
De eendrachtige beweging is doodHet is geen gemakkelijke klus om na deze schets van de vrouwenbeweging in Vlaanderen tot conclusies, laat staan tot voorspellingen voor de toekomst, te komen. | |
[pagina 238]
| |
Een ding staat vast, samenwerking op brede basis zoals Vlaanderen tot bewondering van menig buitenlandse feministe gekend heeft, kan vandaag niet meer. Het VOK in zijn vroegere vorm is op sterven na dood en de Vrouwendagen verloren hun massaal en pluralistisch karakter. Ook de linkse samenwerking heeft haar mobiliserende kracht verloren. Zelfs de thuisvrouwenbeweging die het feminisme in de wielen reed, en over veel financiële steun vooral van de banken bleek te beschikken, was te zwak gestructureerd en te weinig theoretisch onderbouwd om stand te houden. Zij blijkt een stille dood gestorven. De feministische vrouwenbladen zijn uitgedund en hebben het moeilijk om het hoofd boven water te houden zonder de inzet van een professionele uitgeverij. Alleen de eerbiedwaardige tachtigjarige Nationale Vrouwen Raad, die streng statutair werkt, blijft in staat dit verder te doen in een voorzichtige samenwerking. Dit ziet er als een desolaat lanschap uit, ware het niet dat er ook veel positiefs te melden valt. | |
Maar er werd veel gerealiseerdHet is niet allemaal afgelopen en zeker niet allemaal tevergeefs geweest. Het aandeel van vrouwen in de werkgelegenheid blijft in Vlaanderen nog steeds hoger dan ooit. De helft van alle volwassen vrouwen werkt buiten de deur. Vrouwen hebben nog steeds het recht op stempelgeld behouden, ook al knaagt de spaarzame overheid aan de rand van de koek. Juridisch werd de gelijkheid vastgelegd in nieuwe wetten, alleen abortus blijft in de ijskast. In de samenleving werd veel wat vroeger taboe was bespreekbaar. Het sexrollengedrag werd minder dwingend. Dit is het stille resultaat van een mentaliteitsverschuiving die moeilijk meetbaar is, die subtiel maar toch heel erg reëel is. Door hun doorbraak in directies, beroepen en kabinetten krijgen vrouwen invloed op het beleid; dit is belangrijk voor de toekomst. Voor de jonge meisjes komen er nu meer modellen van hoe het ook kan. Ze dromen nog wel van de mooie prins en het veilige nestje, maar zorgen toch eerst realistisch voor een diploma en werk. Hoewel, de ervaring leert dat iedere generatie weer opnieuw van de eigen fouten moet leren. | |
Nog veel werk aan de winkel
Op dit ogenblik bestaan er veel zorgen over de vraag hoe feministen het verworvene voor de volgende periode zullen consolideren. De strijd om de toepassing van de wetten die de gelijkheid vastleggen, is pas begonnen. Vrouwen vragen en eisen nu voorkeursbehandeling, positieve acties zoals in de Verenigde Staten (waar Reagan ze weer wil afschaffen) en in Engeland. Vrouwen op directieplaatsen zien met lede ogen hoe mannen dringen om de leidersposities nu de arbeidsmarkt krap is. De concurrentie tussen de geslachten wordt heviger én in de politiek én in de gezondheidszorg én in het onderwijs. Vrouwen in de politiek vrezen voor hun opvolging. Stilstand op dat terrein is achteruitgang. Feministen die het zelf moeilijk hebben met leiderschap, hebben immers verwaarloosd om hun opvolgers op te leiden. De aflossers van de wacht moeten gevonden en gevormd worden. Onlangs werd de discussie ingezet over hoe vrouwen hun eis om een groter deel van de macht te verwerven concreet gestalte willen geven. Het is nog niet duidelijk of hier een eensgezind standpunt groeit, want er zijn twee tendenzen: degenen die de voorkeur geven aan een Ministerie voor Emancipatiebeleid, en de anderen die daar niet in geloven en liever meer vrouwen op belangrijke ministerposten willen. Het einde van de feministische strijd is dus nog niet in zicht. 1 september 1985. |
|