wiens naam men ziet prijken op tal van reisgidsen voor tal van streken, is een Nederlander. ‘Maar’, zegt hij zelf, ‘wel een die woont in het Nederlandse Noord-Brabant, op 2 km van Vlaanderen, en meer op Vlaanderen is georiënteerd dan op Nederland en daarin ook meer is geïnteresseerd’. Dat is niet alleen hoog gegrepen, maar tevens onvervaard kleur bekennen.
Het blijkt dan ook al snel dat Dr. Van Egeraat zijn voorkeur voor Vlaanderen ten opzichte van de Nederlanders wil rechtvaardigen, zowel in de meer analyserende veertig verkenningen als in de meer beschrijvende Toeristische Verkenningen die er telkens op volgen. Daarbij zijn ‘krasse’ uitspraken te noteren:
- ‘In Vlaanderen is de samenleving minder agressief dan in Nederland (en voor berovingen op straat hoeft men dan ook geen angst te hebben)...’
- ‘Opvallend in Vlaanderen is verder de hoffelijkheid, en zeker ook het stijlgevoel. Vergeleken met wat Vlamingen aan stijl kunnen opbrengen, zijn Nederlanders vaak rauwe en onbehouwen lieden...’
‘Dat men er intelligenter is, wil ik niet direct zeggen, maar b.v. de ontstellende domheid en oppervlakkigheid die in Nederland van diverse t.v.-kwissen afstralen, zijn in Vlaanderen ondenkbaar.’
- ‘Wat in Nederland meteen gestolen zou worden, kan men hier rustig op straat laten staan.’
- ‘Nederland heeft in alle opzichten meer van Vlaanderen te leren dan omgekeerd.’
Bij dergelijke uitspraken krijg je als Vlaming het vervelende gevoel dat je totaal onverdiende lof in ontvangst neemt en dat het allemaal wel mooier wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is, ook al ontbreken passages met kritische opmerkingen evenmin. (Iets nauwkeuriger en kritischer dan nu het geval is zou Dr. Van Egeraat mogen oordelen over de verschillen tussen Volksunie, Vlaamse Volksbeweging, Vlaams Blok, V.M.O., Were Di en Taal Aktie Komitee - pp. 57-58).
Onvermijdelijk wellicht bij dit soort geschriften is het feit, dat bepaalde gegevens gemakkelijk achterhaald raken. Zo is er geen museum voor moderne kunst meer in de leperse Lakenhal (p. 82 en 153), is de tunnel van 665 meter sedert de verbredingswerken aan het kanaal Bossuit-Kortrijk verdwenen (p. 143) en is de uitkijktoren te Tiegem niet meer toegankelijk (p. 146). En misschien zijn er nog wel meer dingen te vinden in de streken die me minder bekend zijn.
Naast die enkele onnauwkeurigheden, veroorzaakt door de evolutie, kan de lezer in deze veertig verkenningen echter een enorme rijkdom aan informatie vinden over de Vlaamse samenleving en een oordeel over plaatsen, mensen en gebeurtenissen, waar hij vaker mee instemt dan de hierboven geciteerde voorbeelden laten vermoeden.
Het gebruik van het boek wordt daarbij nog ten zeerste vergemakkelijkt door de bijgevoegde kaarten en de drie registers: op de plaatsnamen, algemene onderwerpen en personen. Ik noem het daarom een heel handzaam werk, vol toeristische, historische, economische, politieke en andere wetenswaardigheden, voor Nederlanders die niet àl te zelfgenoegzaam zijn en voor Vlamingen die niet àl te snel toegeven aan narcistische neigingen.
Jan Deloof
l. van egeraat, Veertig verkenningen van Vlaanderen, Standaard Uitgeverij, Antwerpen/Weesp, 1984, 389 p.