Grevelingen de belangrijkste vertrekpunten voor de IJslandvaarders.
De IJslandvaart was een alles behalve aangename of romantische aangelegenheid. Het volkslied dat zegt: ‘om kabeljauw te vangen te vissen met verlangen, naar Iseland, naar Iseland, naar Iseland toe, na drieëndertig reizen zijn zij nog niet moe’ (nr. LXV) slaat dus nergens op en werd beslist nooit gezongen door vissers die ooit op IJsland voeren.
De IJslandvaart begon in maart, april en duurde zes maanden (tot oktober), tot wanneer de kust voor IJsland weer langzamerhand begon dicht te vriezen. Dag en nacht werd met de lijn gevist op kabeljauw, in de meest barre omstandigheden. Ieder viste voor zichzelf, want het - karige - loon werd uitbetaald per stuk. De temperatuur steeg zelden boven nul en stormen waren schering en inslag. Het was niet alleen zaak om tijdens de reis zijn brood te verdienen maar vaak ook om te overleven. Wie zo'n reis drieëndertig keer kon meemaken, moest beresterk zijn en heel veel geluk hebben. De IJslandvaart was echter bittere noodzaak voor vele families uit de - toen als sociaal-economisch achtergebleven - Westhoek. Wie geen werk vond bij de boeren en niet kon of wou pendelen naar opkomende industriële centra als Rijsel of Gent moest wel kiezen tussen zes maanden seizoenarbeid diep in Frankrijk of zes maanden Ijsland. De ‘De Zeevaertliederen’ die door De Coussemaker zijn opgetekend, werden, zoals gezegd, niet gezongen aan boord van de vissersschepen. Ze werden gemaakt aan de wal door ‘pasters en kerkkosters’, zegt producer Dree Peremans. In de Vlaamse visserij was geen ruimte voor liederen of muziek. Zeer grote schepen voor lange reizen (die bijna een jaar van huis waren) heeft men in Vlaanderen nooit gekend. Vandaar dat de bekende shanties (zeemansliederen die gezongen werden om een bepaald werkritme aan te geven) helemaal afwezig zijn in het Vlaamse volksliedpatrimonium. Dree Peremans eindigt de begeleidende tekst van de plaatopname van de IJslandsuite dan ook zo: ‘We weten wel dat deze muziek een luxe is die de mensen waarover we zingen niet gekend hebben’. De IJslandsuite is een muzikale hulde van Piet Secu aan de IJslandvaarders. De liederen uit ‘Chants Populaires...’ liggen aan de basis. De ‘Reys naer Island’ is zoiets als de rode draad die de verschillende delen van de
suite met elkaar verbindt. Een ander lied, ‘Het Afscheyd’ (nr. LXVI), is misschien wel één van de mooiste liefdesliederen die wij in de Vlaamse volksmuziek kennen. Het duet, gezongen door Alfred en Kristien den Ouden, vormt één van de hoogtepunten uit de suite. ‘Het Afzyn’ beschrijft het - trieste - leven van de achtergebleven vrouwen aan de wal. Het lied is echter geschreven vanuit een uitgesproken mannelijk standpunt en het leidt dan ook voor de auteur geen twijfel dat de vrouwen een loopje nemen met de huwelijkstrouw: ‘Zij zeggen dat zij eerlijk zijn /.../ Wie met zo'n meisje getrouwd wil zijn / gaat 't zich vroeg of laat berouwen’. Piet Sercu schreef ook nog een zeemans-ABC en een shanty, beide op Engelse melodieën. ‘Die shanty is historisch fout’ zegt Sercu ‘maar is zo vanzelfsprekend in de huidige “folkrevival” met sterke Angelsaksische inslag, dat ik niet aan de verleiding kon weerstaan.’ Voor de rest worden de liederen met elkaar verbonden door al dan niet traditionele dansmelodieën.
Deze zeer verzorgde compositie van Piet Sercu verdiende een perfecte uitvoering. BRT-producer Dree Peremans dacht daar ook zo over en ging opzoek naar het vocale puikje van de Vlaamse volkmuziekwereld en vond dat in: Wannes van de Velde, Paul Rans (ex-Rum), Dirk van Esbrouck (Rum) en Alfred en Kristien den Ouden. De begeleidende groep bestaat uit muzikanten van groep ‘1544’, aangevuld met solisten als Hubert Boone, Juan Massondo en Frans leven. Afge-