diging van gevoelens. Want zodra passies getoond worden, verliezen ze hun absoluutheid. En meteen vervagen de grenzen tussen onthulling en omhulling.
Het uitbeelden gebeurt tastend, experimenterend, onzeker, toevallig en zelden eenduidig. Is men hierbij eerlijk? Kan men eerlijk zijn? En wat betekent dat dan? Waar begint de pose? Voor zichzelf, voor zijn mede-acteur én voor het publiek spant de acteurmens bewust en onbewust een web.
De toeschouwer raakt er gelukkig niet in verstrikt, maar geniet van de verschillende lagen en nuances. Hij ziet de acteur in een bepaalde constellatie overgaan van zogenaamd ‘echt’ naar zogenaamd ‘spel’, maar constateert dat het spel misschien échter is. Hij is er getuige van hoe de acteurs, elk op hun manier, eenzelfde tekst uittesten en luisteren hoe hij klinkt. Kritisch en ironisch. Of er is de parodie op de Engelse salonkomedie, die suggereert hoe onder het gesofistikeerde gebabbel een duistere, lage erotiek schuilt.
Het decor bevat o.m. een paar grote doeken, waarop erotische Japanse prenten zijn afgebeeld. Mannen en vrouwen copuleren er met een sereniteit in mimiek en gestes, alsof er niets aan de hand is. Adio vult precies de emotionaliteit in, die deze prenten openlaten.
De Kroning van Poppea sluit op een geraffineerde manier bij Adio aan. De theatervorm waar de ruimte tussen ‘gevoelens’ en ‘uitbeelding van gevoelens’ het breedst is, zal wel de opera zijn. In De kroning verkent het Werkteater die ruimte. Dit leidt regelrecht naar een parodie op de opera. Maar het kan ook zijn dat men juist van daaruit vertrokken is. Want het element spelvreugde is groot.
De kroning toont hoe de god Amor de wereld helemaal in zijn macht heeft en finaal kan doen ineenstorten. Want wellust heeft vele gezichten. Dit wordt geïllustreerd door het verhaal van Poppea, die door Amor aangestoken, keizer Nero naar zich toehaalt, en aldus keizerin Octavia en leermeester Seneca meedogenloos uitschakelt.
Amor (Joop Admiraal) evolueert van zelfbewuste, ietwat slijmerige gentleman, tot echte zatlapengel. De hele voorstelling fungeert hij, min of meer op de achtergrond, als ‘regisseur’. Maar hij is méér dan dat. Want in feite levert hij de gevoelens, die de anderen dan voor zichzelf en tegen elkaar moeten uitspelen. De mechanismen die hierbij op gang worden gebracht, maken de voorstelling en het plezier ervan uit.
De ‘personages’ worden eigenlijk door Amor in de intrige getrokken. Ze zijn eerst verrast, onvoorbereid, ontdaan. Ze proberen van goeie wil te zijn, maar voor sommigen is het niet makkelijk. Tot iedereen er met zijn eigen creativiteit en veel zelfspot invliegt. De acteurs zingen voor wat ze waard zijn (en in deze materie is dat erg ongelijk of... wat ze kwijt willen. Er wordt flink gemusiceerd en grotesk gekostumeerd. De grote gevoelens (in mimiek, gebaar en zang) worden duchtig gerelativeerd en afgebroken.
De acteurs gaan duidelijk ook improviserend te werk. Ze spelen niet alleen ‘een opera’, ze spelen ook voortdurende ‘opera’. Na de studie die Adio was, is dit meer het spectakel. Wat hierna zal volgen, is nog onduidelijk.
Fred Six