Theater
Publiekstheater
Vanaf het volgende seizoen heet het Publiekstheater uit Amsterdam geen Publiekstheater meer. Hoe dan wel, is nog niet bekend, maar dat dit gezelschap hard aan naamsverandering toe is, lijdt geen twijfel. ‘Publieksvriendelijk’ valt de nieuwe artistieke lijn van intendant Ben Hurkmans onmogelijk te noemen.
Wat houdt die beleidswijziging precies in? Leg je de interviews naast elkaar die Hurkmans aan de vooravond van dit seizoen heeft gegeven, dan ontstaat er een ‘enerzijds-anderzijds’ beeld. Het grote zalentoneel bleef te ver achter bij de vernieuwende ontwikkelingen in het margecircuit, meent Hurkmans, maar, zo relativeert hij, er wordt uiteraard ook veel onzin in de kleine zalen gebracht. Van het beleid van zijn voorgangers, Hans Croiset en Ton Lutz, neemt hij nadrukkelijk afstand: alle grote klassieke stukken, waarbij het dankbaar actualiseren is, zijn aangepakt, nu breekt de periode aan waarin het nieuwe of het onbekende repertoire een kans moet krijgen. Dit betekent weer niet dat er helemaal geen klassieke werken uit de kast meer zullen worden gehaald. En inderdaad: drie van de vier grote zaalprodukties van dit seizoen behoren tot de all-timefavourites: Torquato Tasso van Goethe, Onweer van Strindberg en Naar 't u lijkt van Shakespeare.
Voorts wil deze dramaturg best kwijt dat het gesubsidieerde theater te lang de neus heeft opgehaald voor het goede Broadway-stuk, hij doet dit niet, maar het moet natuurlijk wel duidelijk zijn dat de schouwburg op het Leidseplein bij uitstek de plaats blijft om een avant-garde traditie hoog te houden.
Inmiddels wierpen twee premières wat licht op de gekozen artistieke lijn. Nou ja, licht? Zowel Torquato Tasso in de regie van Karst Woudstra als Quai Ouest (Westkaai) in de regie van de Duitse gastregisseur Stefan Stroux spelen zich af in het schemerduister. De gezichten van de acteurs vallen nauwelijks meer te onderscheiden. Wie zo regisseert voelt haat tegen zijn spelers en haat tegen het publiek, constateerde Hans Croiset, en ongelijk kon ik hem daarin niet geven.
Karst Woudstra werd vijf jaar terug binnengehaald als de reddende engel van het Nederlands
Het Publiekstheater speelt ‘Westkaai’ van Koltès. (Foto Kees de Graaff).
toneel. Zijn haarscherpe analyses in het blad
Toneel Teatraal, fraaie voorstellingen van
De nacht, de Moeder van de Dag van Lars Norèn en
Uber alle Gipfeln is Ruh van Thomas Bernhard en het schrijven van
Hofscènes (opgevoerd in de regie van Gerardjan Rijnders) bezorgde hem een enorm krediet. Een man met een uitgesproken visie, die zonder concessies aan het geconditioneerde kijkgedrag toch in staat kon worden geacht om volle zalen te trekken. Inmiddels zijn we vier mislukte of bijnamislukte regies verder, liep zijn artistiek leiderschap van het Publiekstheater op niets uit, verklaren acteurs dat ze niet meer met hem willen spelen, en bleef het publiek weg.
Karst Woudstra maakte een buitengewoon saaie Tasso: vaag in zijn bedoelingen, steriel in aanpak, en autistisch in het acteren.
Goethe dacht bij het schrijven niet aan de specifieke mogelijk-en onmogelijkheden van theater; de jonge Franse schrijver Koltès doet dat mogelijk nog minder. De wereldpremière van Westkaai levert een nauwelijks toegankelijke woordenstroom op waarbij vrijwel geen interaktie tussen de personages plaats vindt. Het toneelbeeld spreekt wel voor zich: een nadrukkelijk deprimerend haventerrein, onmiskenbaar de zelfkant van de maatschappij. Zeer indrukwekkend uitgevoerd - echt op z'n Duits -, alleen jammer dat vergeten werd dat met deze voorstelling ook nog gereisd moest worden. Een aantal