vriendschap en correspondentie tussen Arthur Lehning en Mondriaan worden opgenomen.
Hiermee is niet alles wat Mondriaan heeft geschreven, gepubliceerd. Reeds in dit boekje blijkt dat veel verloren is gegaan. Met name is de correspondentie uit de periode van ‘i 10’ (1927-1929) er niet meer. Bovendien had Mondriaan de gewoonte zijn privé correspondentie te vernietigen, zodat de brieven aan hem gericht niet meer bestaan. Telt men hierbij op, dat Mondriaan, anders dan Vincent van Gogh, bekend staat als een slechte schrijver die er moeizaam in slaagde zijn ideeën aan niet ingewijden over te dragen, dan kan men zich afvragen welke betekenis deze eenzijdige en gedeeltelijke correspondentie-uitgave wel heeft. Het moet worden toegegeven, dat de alledaagse mededelingen van Mondriaan inzicht verschaffen in zijn leven en werkwijze. Interessant is bijvoorbeeld de geringe erkenning en het onbegrip voor zijn werk tot aan de laatste jaren van zijn leven. Het belang van deze uitgave ligt vooral in de deskundige annotaties van de auteur die ‘aan dit document humain de dimensie geeft van een belangrijke kunsthistorische bijdrage tot de kennis van het leven en werk van een van onze grootste schilders’.
De relatie tot Lehning vormt daarvan een interessant bestanddeel. Via de gesprekken kregen de plannen voor een tijdschrift voor beeldende kunst, literatuur en politiek vorm. ‘i 10’ werd enkele jaren geleden compleet heruitgegeven, nadat er in 1963 een keuze uit was gepubliceerd. Behalve Mondriaan werkten de architect Oud, Ter Braak en kunstenaars als Kandinsky, Schwitters, Arp en Lissitzky, evenals Walter Benjamin eraan mee. Kunst en maatschappij kwamen hier tot een wisselwerking.
Dankzij de contacten verkocht Mondriaan af en toe een schilderij. Ook Lehning kocht een doek in Parijs. Andere vrienden organiseerden een loterij om de schilder financieel te steunen en een aankoop mogelijk te maken.
In 1938 vertrok Mondriaan naar Londen en vandaar enige jaren later naar New York, waar hij in 1944 overleed en vanwaar zijn roem begon.
De correspondentie wordt gevolgd door documentatie: foto's van Mondriaans Parijse atelier en facsimile van enkele brieven evenals voorbeelden van de typografie van Lehnings geschriften.
In het artikel ‘Neo-plasticisme: De Woning - De Straat - De Stad’ bespreekt Mondriaan de plaats van de schilderkunst ten opzichte van de architectuur, de architectuur gezien vanuit de oppostie kunst-constructie, en het interieur als een afzonderlijke eenheid dat beschutting biedt tegen de chaotische buitenwereld en tegelijk moet vooruitlopen op de gebouwde omgeving als totaliteit van de toekomst. Hij onderscheidt het neo-plasticisme van het elementarisme van Van Doesburg, die het contrast met de architectuur benadrukte. ‘De jazz en de Neo-plastiek’ geeft inzicht in het moderne ritme dat ontsnapt aan de herhaling, maar de vorm nog niet geheel heeft kunnen bevrijden.
Tenslotte verstrekken de meer dan honderd noten een gefundeerde toelichting op de omstandigheden waaronder de correspondentie en artikelen zijn ontstaan. De publikatie werpt een helder licht op de figuur van Mondriaan, zijn levensomstandigheden, ideeën en de zorg voor zijn werk.
Erik Slagter
yve-alain Bols, Arthur Lehning en Mondriaan; hun vriendschap en correspondentie. Nederlandse bewerking Toke van Helmond, Van Gennep, Amsterdam, 1984.