1984.
Prospectiereis naar Nederland om kennis te nemen van het decentralisatiebeleid van CRM/WVC met bezoeken aan onder andere de officiële proeflocaties regio De Bevelanden en Almelo.
Behalve prospectiereizen vonden de volgende conferenties plaats in het kader van de B-projecten:
1. het Algemeen-Nederlands Congres te Brussel, alwaar de sector vormings- en ontwikkelingswerk een meerjarenplan ter tafel bracht, dat voorzag in het ontplooien van gezamenlijke activiteiten van Noord en Zuid om actuele problemen uit de samenleving (werkloosheid, etnische minderheden, technologie) het hoofd te bieden vanuit sociaal-culturele en educatieve planning (1981). Het plan werd vervat in een brochure, die aan de regeringen werd toegezonden.
2. een conferentie over bijscholing van sociaal-culturele werken, zowel beroepskrachten als vrijwilligers, te Veldhoven (1981); een uitvoerig rapport met beleidsvoorstellen kon aan de regeringen worden aangeboden.
3. een conferentie over sociaal-cultureel werk ten behoeve van werklozen (met name het scheppen van kleinschalige, ambachtelijke projecten), te Neerpelt (1983). Deze conferentie was een uitvloeisel van de ANC-bijeenkomst uit 1981. Zij leverde een bundel voortreffelijke referaten op en een reeks voorstellen voor de beide regeringen voor het uitvoeren van een gecoördineerd beleid. De voorstudie werd verricht aan de universiteiten te Gent en Leuven en verscheen als afzonderlijke publikatie.
De prospectiereizen en conferenties hadden alle een tijdsduur van 3 tot 4 dagen. Er vonden echter ook eendaagse studiebijeenkomsten plaats, met name over de rol welke de omroep samen met het sociaal-cultureel werk ‘aan de basis’ kan vervullen. Op initiatief van het Noord-Zuid Contactcentrum Volksontwikkeling - een overlegorgaan van volksontwikkelingsorganisaties uit beide landen - werden NOS en BRT aangemoedigd gemengde bijeenkomsten te beleggen voor programmamakers en sociaal-culturele werkers. Reeds uitgezonden programma's werden daar beoordeeld op hun bruikbaarheid voor groepswerk in vormingscentra en buurthuizen. Het doel was over en weer begrip te wekken bij programmamakers en groepswerkers voor de door hen gebruikte of gewenste methoden van aanpak en verwerking.
Blijft er, nu de zaken lopen als hier beschreven, nog veel te wensen over? Persoonlijk zeg ik: ja, wij staan maar aan het begin van een lange weg. Het zal namelijk nodig zijn de invulling van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag aan te passen aan de grote veranderingen die in cultuur en samenleving bezig zijn zich te voltrekken.
Niet zonder nadruk verklaren onze regeringen dat zij oog hebben voor de pluriformiteit van de samenleving. Daarbij wordt niet alleen gedoeld op de pluriformiteit in levensovertuiging, werelden maatschappijbeschouwing van autochtone groepen waaraan de grondwettelijke vrijheden en rechten rechtvaardig moeten worden toegerekend. In het licht van de immigratie van grote aantallen vreemdelingen (buitenlandse arbeiders en hun gezinnen, asielzoekers, ingezetenen van voormalige koloniën in Oost-Azië en Midden-Amerika) krijgt dit begrip pluriformiteit een aanmerkelijk zwaardere lading.
Met de komst van Noord-Afrikanen, Turken, Grieken, Surinamers, Kongolezen, Molukkers, Antillianen - om maar een greep te doen - zijn er in onze cultuur waarden ingebracht die er daarvoor nauwelijks bekend waren, laat staan beleefd werden. Het waardensysteem van christendom en humanisme wordt zogezegd vermengd met waarden uit de systemen van islam, hindoeïsme, boeddisme en nog het een en ander, vooral uit Afrika, dat niet afkomstig is uit een van de wereldgodsdiensten.
Verschuivingen in een waardensysteem voltrekken zich uiterst langzaam en zijn eigenlijk pas op de golfslag der eeuwen waar te nemen. Wat men wel tijdens één generatie kan zien veranderen in een waardensysteem is de rangorde van waarden. Zo zien we in de discussie rond de kernbewapening de waarde van het mensenleven bepaald worden door de christelijk-humanistische traditie, maar wil de een deze waarde desnoods verdedigen met alle middelen terwijl de ander deze als anti-humaan verwerpt. Evenzo zien we in de discussie rond de vreemdelingen in ons midden de rangorde verschuiven. De een komt op voor het behoud van de eigen aard van de autochtone cultuur uit vrees voor een mengelmoes van tradities waarin uiteindelijk niemand meer iets eigens behoudt, de ander kiest voor een mondiale cultuur waarin verschillende tradities weloverwogen worden geintegreerd en tot hun recht moeten komen.
Indien wij van onze regeringen een cultuurbeleid vragen, vergt dit studie op het punt van de verschillende waardensystemen die thans in onze landen gevonden worden en het uitzetten van een rangorde van waarden voor onze pluriforme samenlevingen. Onze regeringen hebben deze studie tot dusver niet verricht of doen verrichten. Onder het mom van liberalisme voeren zij een onsamenhangend vreemdelingenbeleid en reppen zij over een pluriforme samenleving met wat bijzondere maatregelen op het gebied van onderwijs voor vreemdelingen (‘etnische minderheden’) zonder acht te slaan op wat er in werkelijkheid aan de hand is. De traditionele cultuur van de Lage Landen is aan het verdwij-